JOURNALISTIEK # Artikel
Verschenen in 'Ecologie & Ontwikkeling' nr. 77, een uitgave van IUCN-NL - december 2008

 

African Parks Network, in 2003 door Paul Fentener van Vlissingen opgericht als African Parks Foundation, beheert verschillende nationale parken, ondermeer in Zambia, Malawi, Zuid-Afrika en Soedan. De organisatie richt zich op noodlijdende parken en wil die door een zakelijke aanpak revitaliseren. Daarvoor krijgt het in Nederland steun van Stichting Doen, ook Prins Bernhard doneerde een miljoen dollar. Opmerkelijk is dat het zich al na een paar jaar terugtrekt uit Ethiopië.

Volgens African Parks Network (APN) is het duurzaam beheer van de Ethiopische parken niet te combineren met de "onverantwoorde levenswijze van sommige etnische groepen". Het is APN een doorn in het oog dat de inheemse bevolking zijn traditionele levenswijze ook binnen de parkgrenzen wil voortzetten. De aanwezigheid van mensen staat volgens APN op gespannen voet met verantwoord natuurbeheer. Daar zit wat in. Wild is van hetzelfde voedsel en hetzelfde water afhankelijk als het vee van de inheemse bevolking. Ook is het niet erg zinvol om wild uit te zetten met het risico dat de lokale bevolking op de dieren gaat jagen. De traditionele bewoners voelen er echter weinig voor om plaats te maken voor wilde dieren, en al helemaal niet ten behoeve van een handjevol toeristen dat ongestoord op safari wil. Als APN zo graag in Ethiopië actief wil zijn, dan moeten ze de mensen op de 'koop' toenemen, is algemeen de stemming.

Maar zo vanzelfsprekend is dat niet. APN vond een bondgenoot in de Ethiopische autoriteiten. Al vanaf het moment dat de parken in de jaren 60 en 70 werden ingesteld, streven die ernaar dat de mensen het gebied verlaten. De samenwerking tussen beiden zou kunnen uitlopen op een handjeklap in mensenrechten waarbij APN, dat als Nederlandse organisatie gebonden is aan internationale regels, het vuile werk van de uitzetting zou overlaten aan Ethiopië, dat zich kennelijk minder verplicht voelt aan internationale overeenkomsten.

Overeenkomst

Begin 2004 sloot APN een overeenkomst voor het beheer van het Nech Sar National Park (514 km2), waar op dat moment Kore (landbouwers) en Guji (veehouders) woonden. De analyse van APN was dat deze 10.000 mensen en hun 7000 stuks vee een te zware belasting voor het park vormden. Jean Marc Froment, landencoördinator Ethiopië bij APN, zegt dat je dat goed kunt zien met Google Earth. "Een groot oppervlak is volkomen gedegradeerd. Er is geen gras meer, het is kaal en verdort".

Onderdeel van de overeenkomst was dat de overheid de beide volken zou herhuisvesten buiten de parkgrenzen. In februari 2004 werden 1020 Kore families 'vrijwillig' verplaatst naar een gebied 15 km zuidelijk van het park. Verhuizing van de Guji bleek lastiger. De overheid dwong Guji leiders om een woonlocatie buiten het park te gaan bekijken. Gedurende hun afwezigheid werden 463 huizen van de Guji door politieagenten en parkemployees in brand gestoken. Zo werden mensen alsnog gedwongen te verhuizen, terwijl de schade niet werd gecompenseerd. Ongeveer 9000 dorpelingen zijn dat jaar elders ondergebracht, de Guji voor een deel in uithoeken van het park.

De operatie stuitte op veel weerstand bij de bevolking en leidde tot kritiek van mensenrechtenorganisaties. APN voelde zich niet aangesproken. Het had op dat moment het contract wel getekend maar het beheer nog niet overgenomen. De organisatie ontkent stelselmatig dat het iets met de uitzettingspraktijken te maken heeft gehad en beschouwd het als binnenlands beleid van de Ethiopische overheid, en daar wil het zich niet in mengen. Toenmalig APN voorzitter Paul Fentener van Vlissingen zegt hierover in een interview met New Scientist Magazine*: "We zeiden tegen de overheid dat we konden werken met de aanwezige mensen in het park, zoals we dat doen in Zambia, maar hun antwoord was nee. We wilden niet betrokken raken bij de verplaatsing van de bevolking. Daarom zette ik een clausule in het contract dat we het park niet zouden overnemen voordat de herhuisvesting was voltooid".

Deze opstelling is voor meerdere uitleg vatbaar, maar APN heeft wel een punt, tenminste waar het de Guji betreft. De wens hen uit te zetten komt voort uit een etnofederalistische fixatie van de lokale bestuurders. De Guji zijn een Oromovolk en het zuidelijk regionale bestuur is van mening dat de Guji dus in het aangrenzende 'Oromiya' thuishoren en niet onder de Gamo- en Gofavolken in het 'Southern' district, waar het park ligt.

Toeristenhotel in aanbouw, met uitzicht over het Nech Sar Park

APN had grote plannen met het Nech Sar park. Het wilde er opnieuw de neushoorn en de olifant introduceren, soorten die ook interessant zijn voor toeristen. Om de dieren in het park te houden en de mensen er buiten wilde APN een elektrische afrastering om het gebied zetten. Dat klinkt ambitieus, maar is in Afrika niet ongewoon. In buurland Kenia hebben veel blanke boeren, die ook aan toerisme doen, met ditzelfde doel een elektrisch hek om hun vaak enorme landerijen gezet. Het Nederlandse Heras Hekwerk zou in 2007 beginnen met een korte afrastering tussen het park en de aangrenzende provinciehoofdstad Arba Minch.

Heeft de komst van APN eigenlijk iets opgeleverd voor de lokale economie van het stadje? Volgens dr. Ato Solomon Tesfaye, van het Ministry of Information and Culture, is er al die jaren, afgezien van salarissen, nauwelijks geïnvesteerd in het Nech Sar National Park. Naast allerlei tijdelijke (dagelijkse) contracten, zijn er 57 lokale mensen in vaste dienst, vooral als parkwachter. Tesfaye noemt de interventie van APN in het parkbeheer "uitbuiting van de armoede in Afrika". Hij meent dat via organisaties als APN een privatisering van Afrikaanse natuurgebieden aan de gang is. De lokale bevolking heeft daar weinig over te zeggen en moet doorgaans het veld ruimen. Men prevaleert dieren boven mensen en wil zo voldoen aan de Europese mythe over het begrip 'wild'. Ongerepte natuur is in die opvatting een park zonder mensen.

Omo National Park
In september 2005, bijna twee jaar nadat APN in het beheer van het Nech Sar park stapte, tekende het een soortgelijk contract voor de overname (voor 25 jaar) van het Omo National Park (4068 km2), dat in 1966 werd ingesteld. Een complexere klus, alleen al door de afgelegen ligging. In de regentijd is het gebied vrijwel onbereikbaar, hooguit via de lucht. Ook komt er de tsee-tseevlieg voor die slaapziekte kan overbrengen.

Zo'n 40.000 mensen uit acht** verschillende etnische groepen gebruiken het park voor het grazen van hun vee, om te jagen en voor kleinschalige landbouw langs de oevers van de Omorivier. Een van de bekendste volken die er leven zijn de Mursi. Zij jagen op buffels (vlees) olifanten (ivoor voor sierraden) en hyena's (ter bescherming van hun vee). De Mursi worden verantwoordelijk gehouden voor het vrijwel uitroeien van de zebra's in de regio. Volgens henzelf is dat te wijten aan de hongersnood die Ethiopië regelmatig treft, de jacht op wilde dieren is dan hun enige mogelijkheid om te overleven.

Feit is dat de afname van de wildstand in het Omo park en het aangrenzende Mago National Park een probleem is. Een van de oorzaken is het wapenbezit bij de lokale bevolking. Via smokkelaars uit Somalië en Soedan is gemakkelijk aan moderne vuurwapens te komen. In ruil voor vier koeien, of 250 euro, heb je een kalashnikov. Die zijn niet alleen om te jagen, of om de status van de man op te vijzelen. Ook onderlinge conflicten tussen de volken worden soms gewapend beslecht.

APN ziet de mensen om die reden als een hinderpaal voor duurzaam beheer van het gebied.
Daarom werd ook in het Omo park geprobeerd om de bevolking te weren. Als voorbereiding op de komst van APN zijn de parkgrenzen, die niet vast staan, opnieuw in kaart gebracht. Bij de feestelijke presentatie van de demarcatie, maart 2005, werd in bijzijn van Paul Fentener van Vlissingen van de aanwezige Mursi en Nyangatom een duimafdruk gevraagd onder een overeenkomst die ze niet konden lezen. Naar later bleek stemden ze daarmee in met de parkgrenzen, die ze mogelijk niet meer zouden mogen overschrijden. Dit paste in het streven van de Ethiopische autoriteiten om ook het Omo park 'leeg' op te leveren voordat APN het beheer in januari 2006 zou overnemen.

Maar zo gemakkelijk ging dat niet. Als gevolg van de uitzetting van de Kore uit het Nech Sar Park werden de activiteiten van APN in de Omovallei met argusogen bekeken. David Turton, verbonden aan de Oxford University, doet sinds 1969 antropologisch onderzoek bij de Mursi. Hij trok zich hun situatie aan en stelt dat APN op zijn minst wantrouwen heeft gewekt door niet met schriftelijke garanties te willen komen dat de bevolking in de Omo regio met rust gelaten zou worden.

Nog voor APN de overeenkomst met de Ethiopische overheid ondertekende, probeerde Turton de organisatie te overtuigen van de noodzaak in het contract een clausule op te nemen die de landrechten van de inheemse bevolking zou waarborgen. APN verkondigde wederom dit als binnenlandse beleid van een soevereine overheid te beschouwen waarin het zich niet wilde mengen. Die opstelling deed het ergste vrezen, temeer daar er nu geen etnofederalistische gronden waren om mensen te verplaatsen. APN laat hier duidelijk een kans liggen  om op te komen voor de rechten van de inheemse bevolking. Sterker nog, in de overeenkomst wordt de lokale bevolking zelfs niet genoemd.

Door de internationale aandacht kwam APN echter tot het inzicht dat uitzetting van de volken niet bespreekbaar is, en bovendien in strijd met internationale afspraken zoals de Convention on Biological Diversity***. Men zocht het compromis, en wilde bindende afspraken maken met alle belanghebbenden, inclusief de overheid en mensenrechtenorganisaties. Dat is makkelijk gezegd, maar in de praktijk is het bijvoorbeeld niet duidelijk wie de 'echte' vertegenwoordiger van een volk is, sterker nog, of die wel bestaat. Alleen al de Mursi zijn onderverdeeld in vijf groepen, met elk een eigen gebied.

Jean Marc Froment stelt dat alle volken een verschillende benadering vergen. "Ze zeggen allemaal: het park is van ons". Froment meent dat gebrek aan scholing het lastig maak om uit te leggen wat APN voorstaat. "Maar we begonnen elkaar te begrijpen en er ontstond een goede relatie. We wilden hen bewust maken van de noodzaak het wild te behouden voor de toekomst. Maar dat kost tijd, veel tijd en die hadden we niet meer".

Na de gebeurtenissen in het Nech Sar park bleek het wantrouwen tegen APN onder de inheemse bevolking groot. Of moeten we zeggen tegen de Ethiopische autoriteiten als 'uitvoerder' van de wensen van APN? De vraag blijft immers van wie het idee tot uitzetting afkomstig is. Ook Turton zegt dat sinds het instellen van de parken in de jaren 1960/70 het beleid van alle Ethiopische overheden is geweest dat de mensen het gebied zouden verlaten. Hij is dan ook niet gerust op een goede afloop, nu APN zich terug trekt.

Niet alleen Turton spande zich in voor de belangen van de Mursi. Toerist Will Hurd raakte in 2001 gefascineerd door hun cultuur, hij ging maanden bij hen wonen en leerde hun taal. Door de komst van APN ontwikkelde de nu 31 jarige Hurd zich in hoog tempo tot activist. Hij richtte de organisatie Conservation Refugees op, stelde APN kritische vragen en hielp de Mursi hun land te demarqueren.

Terug in de USA begon hij te lobbyen, ondermeer bij USAID een van de financiers van APN. Naast de bemoeienis van organisaties als Survival International heeft de vasthoudendheid van Hurd bijgedragen tot het besluit Ethiopië te verlaten. APN toont zich verbolgen over de in hun ogen premature kritiek van sommige mensenrechten- en natuurorganisaties, en hekelt de verdachtmakingen die volgens APN gemaakt zijn zonder de situatie ter plekke te kennen. De analyse van zowel Turton als Hurd is echter een andere. Zij zijn er van overtuigd dat APN vooral uit financiële overwegingen vertrekt. "APN staat een zakelijke aanpak van het beheer voor", zegt Turton. "Dat zien ze als hun handelsmerk. En het primaire doel van elke business is geen geld te investeren zonder het vooruitzicht er iets van terug te zien". Jean Marc Froment beaamt dat. Hij vindt het teleurstellend voortijdig weg te moeten, maar "het bleek niet mogelijk de parken op middenlange termijn winstgevend te maken". Volgens Hurd kreeg APN het moeilijk met zijn fondswerving. "Zoveel mensen hadden gehoord van de problemen in Nech Sar en de potentiële problemen in het Omo park. De Wereldbank wilde hen geen geld geven, USAID wilde geen geld meer geven en ook de Europese Unie wilde hen niet meer financieren."

Maar, waarom verlaat APN Ethiopië nu eigenlijk?
Froment zegt dat er legio obstakels waren. Naast de verwikkelingen met de acht volken zijn er politieke issues, die erg gecompliceerd zijn. "Het is niet gemakkelijk onderhandelen met de Ethiopische overheid, dat is één ding. Maar in de Omo gaat ook gezocht worden naar olie en er zijn twee wegen in aanleg waarvan een dwars door het Omo park." Froment noemt de situatie frustrerend. Hij heeft veel energie in beide parken gestoken. Maar de kosten van het beheer blijken te hoog. "APN werkt niet zoals het Wereldnatuurfonds of andere ngo's. APN wil dat de parken door inkomsten van toeristen zelfvoorzienend zijn."

In het persbericht waarin het vertrek wereldkundig werd gemaakt benadrukt APN nog eens haar goede intenties en stelt dat het zelfs een compromis had bereikt met de Guji over het gebruik van het Nech Sar park. Volgens APN waren het de Ethiopische autoriteiten die dwars lagen en geen compromis met de Guji wensten. Daarom was vertrek de enige overgebleven optie. De weigerachtige houding van de Ethiopiërs was voor APN wellicht een mooie aanleiding om de contracten op te zeggen. Aannemelijk is dat APN vooral de situatie in het Omo park heeft onderschat en verdere imagoschade door negatieve berichtgeving wil beperken. Een gedeukte reputatie kan immers vervelende gevolgen hebben voor het werk in andere Afrikaanse landen.<

Top

Mursivrouw, zonder lipschotel

Toerisme en inheemse volken

Niet alleen APN, maar ook bewoners van de Omo-regio kijken met scepsis naar sommige gewoontes van de inheemse bevolking. Ephrem Gezahegn, eigenaar van Tribal Touch, een lokale touroperator, zegt dat de Mursi op wild jagen omdat ze hun veestapel willen sparen. Ze schieten een buffel of zebra, maar gebruiken slechts een deel van de buit. Parkwachters arresteren Mursi die met stukken vlees rondlopen en sluiten ze op.

Gezahegn ziet voor zijn toeristische activiteiten een grote toekomst. Het aantal bezoekers stijgt de laatste jaren fors. Ze komen allemaal voor de natuurvolken in de Omo vallei. Die zien er voor westerse begrippen exotisch uit. Vooral de Mursi, met hun lipschotels, liggen goed in de markt. Gezahegn organiseert dagtochten naar een Mursidorp in het Mago National Park. Zodra er een terreinwagen met toeristen nadert beginnen Mursi vrouwen zich als volleerde modellen op te maken. Ze dossen zich buitenissig uit om maar vooral op te vallen. De toeristen kunnen tegen betaling een halfuurtje fotograferen en worden dan weer terug gereden naar het hotel.

Met APN was Gezahegn in onderhandeling over de ontwikkeling van een kamp of lodge in het Omo park. Hij vertelt dat APN toeristisch jagen wilde toestaan, uiteraard tegen een flinke vergoeding. Het kantoor van Tribal Touch is gevestigd in Jinka, een tot voor kort moeilijk bereikbaar plaatsje. Als het weer het toeliet, landde er twee keer per week een klein vliegtuig op een groenstrook midden in het dorp. Maar de overheid wil het zuidwesten van Ethiopië ontsluiten. Er wordt gewerkt aan de East African Highway, die over de Omo rivier zal worden doorgetrokken richting Soedan. Ook is er volgens Gezahegn sprake van een vliegveld voor verkeersvliegtuigen. Hij speelt alvast op die ontwikkeling in en bouwt een nieuwe vleugel aan zijn hotel.

In samenwerking met APN liggen er voor de inheemse bevolking zeker kansen om het toerisme te ontwikkelen. De opbrengst moet dan aan de hele gemeenschap te goede komen. Nu strijkt het dorpshoofd de toegangsprijs tot het dorp op, een fors bedrag dat vooral wordt omgezet in de aankoop van wapens en alcohol. Het komt steeds vaker voor dat de Mursi in 'toeristendorpen' 's middags laveloos zijn door de inname van arake, een lokaal gestookte sterke drank.<

 
  Dorpshoofd incasseert toegangsprijs voor Mursidorp

*** 13 augustus 2005
*** Me'en: 20.000, Bodi: 8.000, Kwegu: 200, Mursi: 5.000-8.000, Muguji: 600, Suri: 28.000 (Bestaan uit twee clan's: de Chai: 16.000 en de Tirma: 12.000), Dizi: 20.000, en Nyangatom 14.000-20.000. (Bron: APN).
*** Als Nederlandse organisatie moet APN zich houden aan de ILO Convention 169 on Indigenous and Tribal Peoples in Independent Countries (1989).
Artikel 14.1:  The rights of ownership and possession of the peoples concerned over the lands which they traditionally occupy shall be recognised. In addition, measures shall be taken in appropriate cases to safeguard the right of the peoples concerned to use lands not exclusively occupied by them, but to which they have traditionally had access for their subsistence and traditional activities. Particular attention shall be paid to the situation of nomadic peoples and shifting cultivators in this respect.

© Matthijs Blonk/september 2008

Go to the English version >>

Meer informatie:
www.african-parks.org
www.mursi.org

Gerelateerde onderwerpen:
> Afritsbroek zoekt dierenhuid
Toerisme, en de drijfveren achter het reizen.
> De jacht op de Mursi
Even snel een 'schotellip' fotograferen.
> Groeten terug, de lachspiegel
Over het programma Groeten uit de rimboe/Groeten terug/Toast Kannibaal
> Etno-fotografie te kijk
Onthutsende beelden bij 'De bril van Anceaux'.

Top

> Terug naar Journalistiek