African
Parks Network, in 2003 door Paul Fentener van Vlissingen
opgericht als African Parks Foundation, beheert verschillende
nationale parken, ondermeer in Zambia, Malawi, Zuid-Afrika
en Soedan. De organisatie richt zich op noodlijdende parken
en wil die door een zakelijke aanpak revitaliseren. Daarvoor
krijgt het in Nederland steun van Stichting Doen, ook Prins
Bernhard doneerde een miljoen dollar. Opmerkelijk is dat
het zich al na een paar jaar terugtrekt uit Ethiopië.
Volgens
African
Parks Network (APN) is het duurzaam beheer van de Ethiopische
parken niet te combineren met de "onverantwoorde levenswijze
van sommige etnische groepen". Het is APN een doorn
in het oog dat de inheemse bevolking zijn traditionele levenswijze
ook binnen de parkgrenzen wil voortzetten. De aanwezigheid
van mensen staat volgens APN op gespannen voet met verantwoord
natuurbeheer. Daar zit wat in. Wild is van hetzelfde voedsel
en hetzelfde water afhankelijk als het vee van de inheemse
bevolking. Ook is het niet erg zinvol om wild uit te zetten
met het risico dat de lokale bevolking op de dieren gaat
jagen. De traditionele bewoners voelen er echter weinig voor
om plaats te maken voor wilde dieren, en al helemaal niet
ten behoeve van een handjevol toeristen dat ongestoord op
safari wil. Als APN zo graag in Ethiopië actief wil
zijn, dan moeten ze de mensen op de 'koop' toenemen, is algemeen
de stemming.
Maar
zo vanzelfsprekend is dat niet. APN vond een bondgenoot in
de Ethiopische autoriteiten. Al vanaf het moment dat de parken
in de jaren 60 en 70 werden ingesteld, streven die ernaar
dat de mensen het gebied verlaten. De samenwerking tussen
beiden zou kunnen uitlopen op een handjeklap in mensenrechten
waarbij APN, dat als Nederlandse organisatie gebonden is
aan internationale regels, het vuile werk van de uitzetting
zou overlaten aan Ethiopië, dat zich kennelijk minder
verplicht voelt aan internationale overeenkomsten.
Overeenkomst |
|
Begin
2004 sloot APN een overeenkomst voor het beheer van het
Nech Sar National Park (514 km2), waar op dat moment Kore
(landbouwers) en Guji (veehouders) woonden. De analyse
van APN was dat deze 10.000 mensen en hun 7000 stuks vee
een te zware belasting voor het park vormden. Jean Marc Froment, landencoördinator
Ethiopië bij APN, zegt dat je dat goed kunt zien met Google Earth. "Een
groot oppervlak is volkomen gedegradeerd. Er is geen gras meer, het is kaal
en verdort".
Onderdeel
van de overeenkomst was dat de overheid de beide volken
zou herhuisvesten buiten de parkgrenzen. In februari 2004
werden 1020 Kore families 'vrijwillig' verplaatst naar
een gebied 15 km zuidelijk van het park. Verhuizing van
de Guji bleek lastiger. De overheid dwong Guji leiders
om een woonlocatie buiten het park te gaan bekijken. Gedurende
hun afwezigheid werden 463 huizen van de Guji door politieagenten
en parkemployees in brand gestoken. Zo werden mensen alsnog
gedwongen te verhuizen, terwijl de schade niet werd gecompenseerd.
Ongeveer 9000 dorpelingen zijn dat jaar elders ondergebracht,
de Guji voor een deel in uithoeken van het park.
De
operatie stuitte op veel weerstand bij de bevolking en
leidde tot kritiek van mensenrechtenorganisaties. APN voelde
zich niet aangesproken. Het had op dat moment het contract
wel getekend maar het beheer nog niet overgenomen. De organisatie
ontkent stelselmatig dat het iets met de uitzettingspraktijken
te maken heeft gehad en beschouwd het als binnenlands beleid
van de Ethiopische overheid, en daar wil het zich niet in
mengen. Toenmalig APN voorzitter Paul Fentener van Vlissingen
zegt hierover in een interview met
New Scientist Magazine*: "We
zeiden tegen de overheid dat we konden werken met de aanwezige
mensen in het park, zoals we dat doen in Zambia, maar hun
antwoord was nee. We wilden niet betrokken raken bij de verplaatsing
van de bevolking. Daarom zette ik een clausule in het contract
dat we het park niet zouden overnemen voordat de herhuisvesting
was voltooid".
Deze
opstelling is voor meerdere uitleg vatbaar, maar APN heeft
wel een punt, tenminste waar het de Guji betreft. De wens
hen uit te zetten komt voort uit een etnofederalistische
fixatie van de lokale bestuurders. De Guji zijn een Oromovolk
en het zuidelijk regionale bestuur is van mening dat de
Guji dus in het aangrenzende 'Oromiya' thuishoren en niet
onder de Gamo- en Gofavolken in het 'Southern' district,
waar het park ligt.
Toeristenhotel
in aanbouw, met uitzicht over het Nech Sar Park |
APN had grote plannen met het Nech Sar park. Het wilde er
opnieuw de neushoorn en de olifant introduceren, soorten
die ook interessant zijn voor toeristen. Om de dieren in
het park te houden en de mensen er buiten wilde APN een elektrische
afrastering om het gebied zetten. Dat klinkt ambitieus, maar
is in Afrika niet ongewoon. In buurland Kenia hebben veel
blanke boeren, die ook aan toerisme doen, met ditzelfde doel
een elektrisch hek om hun vaak enorme landerijen gezet. Het
Nederlandse Heras Hekwerk zou in 2007 beginnen met een korte
afrastering tussen het park en de aangrenzende provinciehoofdstad
Arba Minch.
Heeft
de komst van APN eigenlijk iets opgeleverd voor de lokale economie
van het stadje? Volgens dr. Ato Solomon Tesfaye,
van het Ministry
of Information and Culture, is er al die jaren, afgezien
van salarissen, nauwelijks geïnvesteerd in het Nech Sar
National Park. Naast allerlei tijdelijke (dagelijkse) contracten,
zijn er 57 lokale mensen in vaste dienst, vooral als parkwachter.
Tesfaye noemt de interventie van APN in het parkbeheer "uitbuiting
van de armoede in Afrika". Hij meent dat via organisaties
als APN een privatisering van Afrikaanse natuurgebieden aan
de gang is. De lokale bevolking heeft daar weinig over te zeggen
en moet doorgaans het veld ruimen. Men prevaleert dieren boven
mensen en wil zo voldoen aan de Europese mythe over het begrip
'wild'. Ongerepte natuur is in die opvatting een park zonder
mensen.
Omo National Park
In september 2005, bijna twee jaar nadat APN in het beheer van het Nech Sar
park stapte, tekende het een soortgelijk contract voor de overname (voor
25 jaar) van het Omo National Park (4068 km2), dat in 1966 werd ingesteld.
Een complexere klus, alleen al door de afgelegen ligging. In de regentijd
is het gebied vrijwel onbereikbaar, hooguit via de lucht. Ook komt er de
tsee-tseevlieg voor die slaapziekte kan overbrengen.
Zo'n
40.000 mensen uit acht** verschillende
etnische groepen gebruiken het park voor het grazen van
hun vee, om te jagen en voor kleinschalige landbouw langs
de oevers van de Omorivier. Een van de bekendste volken
die er leven zijn de Mursi. Zij jagen op buffels (vlees)
olifanten (ivoor voor sierraden) en hyena's (ter bescherming
van hun vee). De Mursi worden verantwoordelijk gehouden
voor het vrijwel uitroeien van de zebra's in de regio.
Volgens henzelf is dat te wijten aan de hongersnood die
Ethiopië regelmatig
treft, de jacht op wilde dieren is dan hun enige mogelijkheid
om te overleven.
Feit
is dat de afname van de wildstand in het Omo park en het
aangrenzende Mago National Park een probleem is. Een van
de oorzaken is het wapenbezit bij de lokale bevolking.
Via smokkelaars uit Somalië en
Soedan is gemakkelijk aan moderne vuurwapens te komen.
In ruil voor vier koeien, of 250 euro, heb je een kalashnikov.
Die zijn niet alleen om te jagen, of om de status van de
man op te vijzelen. Ook onderlinge conflicten tussen de volken
worden soms gewapend beslecht.
|
APN
ziet de mensen om die reden als een hinderpaal voor duurzaam
beheer van het gebied.
Daarom werd ook in het Omo park geprobeerd om de bevolking
te weren. Als voorbereiding op de komst van APN zijn de parkgrenzen,
die niet vast staan, opnieuw in kaart gebracht. Bij de feestelijke
presentatie van de demarcatie, maart 2005, werd in bijzijn
van Paul Fentener van Vlissingen van de aanwezige Mursi en
Nyangatom een duimafdruk gevraagd onder een overeenkomst
die ze niet konden lezen. Naar later bleek stemden ze daarmee
in met de parkgrenzen, die ze mogelijk niet meer zouden mogen
overschrijden. Dit paste in het streven van de Ethiopische
autoriteiten om ook het Omo park 'leeg' op te leveren voordat
APN het beheer in januari 2006 zou overnemen.
Maar
zo gemakkelijk ging dat niet. Als gevolg van de uitzetting
van de Kore uit het Nech Sar Park werden de activiteiten
van APN in de Omovallei met argusogen bekeken. David Turton,
verbonden aan de Oxford University, doet sinds 1969 antropologisch
onderzoek bij de Mursi. Hij trok zich hun situatie aan
en stelt dat APN op zijn minst wantrouwen heeft gewekt
door niet met schriftelijke garanties te willen komen dat
de bevolking in de Omo regio met rust gelaten zou worden.
Nog
voor APN de overeenkomst met de Ethiopische overheid ondertekende,
probeerde Turton de organisatie te overtuigen van de noodzaak
in het contract een clausule op te nemen die de landrechten
van de inheemse bevolking zou waarborgen. APN verkondigde
wederom dit als binnenlandse beleid van een soevereine
overheid te beschouwen waarin het zich niet wilde mengen.
Die opstelling deed het ergste vrezen, temeer daar er nu
geen etnofederalistische gronden waren om mensen te verplaatsen.
APN laat hier duidelijk een kans liggen om op te
komen voor de rechten van de inheemse bevolking. Sterker
nog, in de overeenkomst wordt de lokale bevolking zelfs
niet genoemd.
Door
de internationale aandacht kwam APN echter tot het inzicht
dat uitzetting van de volken niet bespreekbaar is, en bovendien
in strijd met internationale afspraken zoals de Convention
on Biological Diversity***.
Men zocht het compromis, en wilde bindende afspraken maken
met alle belanghebbenden, inclusief de overheid en mensenrechtenorganisaties.
Dat is makkelijk gezegd, maar in de praktijk is het bijvoorbeeld
niet duidelijk wie de 'echte' vertegenwoordiger van een volk
is, sterker nog, of die wel bestaat. Alleen al de Mursi zijn
onderverdeeld in vijf groepen, met elk een eigen gebied.
Jean
Marc Froment stelt dat alle volken een verschillende benadering
vergen. "Ze
zeggen allemaal: het park is van ons". Froment meent
dat gebrek aan scholing het lastig maak om uit te leggen
wat APN voorstaat. "Maar we begonnen elkaar
te begrijpen en er ontstond een goede relatie. We wilden
hen bewust maken van de noodzaak het wild te behouden voor
de toekomst. Maar dat kost tijd, veel tijd en die hadden
we niet meer".
Na
de gebeurtenissen in het Nech Sar park bleek het wantrouwen
tegen APN onder de inheemse bevolking groot. Of moeten we zeggen
tegen de Ethiopische autoriteiten als 'uitvoerder' van de wensen
van APN? De vraag blijft immers van wie het idee tot uitzetting
afkomstig is. Ook Turton zegt dat sinds het instellen van de
parken in de jaren 1960/70 het beleid van alle Ethiopische
overheden is geweest dat de mensen het gebied zouden verlaten.
Hij is dan ook niet gerust op een goede afloop, nu APN zich
terug trekt.
Niet
alleen Turton spande zich in voor de belangen van de Mursi.
Toerist Will Hurd raakte in 2001 gefascineerd door hun
cultuur, hij ging maanden bij hen wonen en leerde hun taal.
Door de komst van APN ontwikkelde de nu 31 jarige Hurd
zich in hoog tempo tot activist. Hij richtte de organisatie
Conservation Refugees op, stelde APN kritische
vragen en hielp de Mursi hun land te demarqueren.
Terug
in de USA begon hij te lobbyen, ondermeer bij USAID een
van de financiers van APN. Naast de bemoeienis van organisaties
als Survival International heeft de vasthoudendheid van
Hurd bijgedragen tot het besluit Ethiopië te verlaten. APN toont zich
verbolgen over de in hun ogen premature kritiek van sommige
mensenrechten- en natuurorganisaties, en hekelt de verdachtmakingen
die volgens APN gemaakt zijn zonder de situatie ter plekke
te kennen. De analyse van zowel Turton als Hurd is echter
een andere. Zij zijn er van overtuigd dat APN vooral uit
financiële overwegingen vertrekt. "APN staat een
zakelijke aanpak van het beheer voor", zegt Turton. "Dat
zien ze als hun handelsmerk. En het primaire doel van elke
business is geen geld te investeren zonder het vooruitzicht
er iets van terug te zien". Jean Marc Froment beaamt
dat. Hij vindt het teleurstellend voortijdig weg te moeten,
maar "het bleek niet mogelijk de parken op middenlange
termijn winstgevend te maken". Volgens Hurd kreeg APN
het moeilijk met zijn fondswerving. "Zoveel mensen hadden
gehoord van de problemen in Nech Sar en de potentiële
problemen in het Omo park. De Wereldbank wilde hen geen geld
geven, USAID wilde geen geld meer geven en ook de Europese
Unie wilde hen niet meer financieren."
Maar,
waarom verlaat APN Ethiopië nu eigenlijk?
Froment
zegt dat er legio obstakels waren. Naast de verwikkelingen
met de acht volken zijn er politieke issues, die erg gecompliceerd
zijn. "Het is niet gemakkelijk onderhandelen met de
Ethiopische overheid, dat is één ding. Maar
in de Omo gaat ook gezocht worden naar olie en er zijn twee
wegen in aanleg waarvan een dwars door het Omo park." Froment
noemt de situatie frustrerend. Hij heeft veel energie in
beide parken gestoken. Maar de kosten van het beheer blijken
te hoog. "APN werkt niet zoals het Wereldnatuurfonds
of andere ngo's. APN wil dat de parken door inkomsten van
toeristen zelfvoorzienend zijn."
In
het persbericht waarin het vertrek wereldkundig werd gemaakt
benadrukt APN nog eens haar goede intenties en stelt dat
het zelfs een compromis had bereikt met de Guji over het
gebruik van het Nech Sar park. Volgens APN waren het de
Ethiopische autoriteiten die dwars lagen en geen compromis
met de Guji wensten. Daarom was vertrek de enige overgebleven
optie. De weigerachtige houding van de Ethiopiërs
was voor APN wellicht een mooie aanleiding om de contracten
op te zeggen. Aannemelijk is dat APN vooral de situatie
in het Omo park heeft onderschat en verdere imagoschade
door negatieve berichtgeving wil beperken. Een gedeukte
reputatie kan immers vervelende gevolgen hebben voor het
werk in andere Afrikaanse landen.<
Top
Mursivrouw, zonder lipschotel |
Toerisme en inheemse volken
Niet
alleen APN, maar ook bewoners van de Omo-regio kijken met
scepsis naar sommige gewoontes van de inheemse bevolking.
Ephrem Gezahegn, eigenaar van Tribal Touch, een lokale touroperator,
zegt dat de Mursi op wild jagen omdat ze hun veestapel willen
sparen. Ze schieten een buffel of zebra, maar gebruiken slechts
een deel van de buit. Parkwachters arresteren Mursi die met
stukken vlees rondlopen en sluiten ze op.
Gezahegn
ziet voor zijn toeristische activiteiten een grote toekomst.
Het aantal bezoekers stijgt de laatste jaren fors. Ze komen
allemaal voor de natuurvolken in de Omo vallei. Die zien
er voor westerse begrippen exotisch uit. Vooral de Mursi,
met hun lipschotels, liggen goed in de markt. Gezahegn
organiseert dagtochten naar een Mursidorp in het Mago National
Park. Zodra er een terreinwagen met toeristen nadert beginnen
Mursi vrouwen zich als volleerde modellen op te maken.
Ze dossen zich buitenissig uit om maar vooral op te vallen.
De toeristen kunnen tegen betaling een halfuurtje fotograferen
en worden dan weer terug gereden naar het hotel.
Met
APN was Gezahegn in onderhandeling over de ontwikkeling
van een kamp of lodge in het Omo park. Hij vertelt dat
APN toeristisch jagen wilde toestaan, uiteraard tegen een
flinke vergoeding. Het kantoor van Tribal Touch is gevestigd
in Jinka, een tot voor kort moeilijk bereikbaar plaatsje.
Als het weer het toeliet, landde er twee keer per week
een klein vliegtuig op een groenstrook midden in het dorp.
Maar de overheid wil het zuidwesten van Ethiopië ontsluiten.
Er wordt gewerkt aan de East African Highway, die over
de Omo rivier zal worden doorgetrokken richting Soedan.
Ook is er volgens Gezahegn sprake van een vliegveld voor
verkeersvliegtuigen. Hij speelt alvast op die ontwikkeling
in en bouwt een nieuwe vleugel aan zijn hotel.
In
samenwerking met APN liggen er voor de inheemse bevolking
zeker kansen om het toerisme te ontwikkelen. De opbrengst
moet dan aan de hele gemeenschap te goede komen.
Nu strijkt het dorpshoofd de toegangsprijs tot het
dorp op, een fors bedrag dat vooral wordt omgezet
in de aankoop van wapens en alcohol. Het komt steeds
vaker voor dat de Mursi in 'toeristendorpen' 's middags
laveloos zijn door de inname van arake, een lokaal
gestookte sterke drank.<
|
|
|
Dorpshoofd
incasseert toegangsprijs voor Mursidorp |
*** 13
augustus 2005
*** Me'en: 20.000, Bodi: 8.000,
Kwegu: 200, Mursi: 5.000-8.000, Muguji: 600, Suri: 28.000
(Bestaan uit twee clan's: de Chai: 16.000 en de Tirma:
12.000), Dizi: 20.000, en Nyangatom 14.000-20.000. (Bron:
APN).
*** Als Nederlandse organisatie moet APN zich houden aan
de ILO Convention 169 on Indigenous and Tribal Peoples in
Independent Countries (1989).
Artikel 14.1: The rights of ownership and possession
of the peoples concerned over the lands which they traditionally
occupy shall be recognised. In addition, measures shall be
taken in appropriate cases to safeguard the right of the
peoples concerned to use lands not exclusively occupied by
them, but to which they have traditionally had access for
their subsistence and traditional activities. Particular
attention shall be paid to the situation of nomadic peoples
and shifting cultivators in this respect.
©
Matthijs Blonk/september 2008
Go
to the English version >>
Meer informatie:
www.african-parks.org
www.mursi.org |