JOURNALISTIEK # Artikel
Etno-fotografie te kijk; onthutsende beelden bij 'De bril van Anceaux'.
Over een tentoonstelling van etnografische foto's in het Volkenkundig Museum in Leiden.
Verschenen in Indigo Nummer 3, 2002

 

Onthutsende beelden bij ‘De Bril van Anceaux’
Etno-fotografie te kijk

door Matthijs Blonk

Etnografische foto’s in hun historische context. Dat is het thema van de expositie ‘De Bril van Anceaux’ in het Volkenkundig museum te Leiden, die tot eind december 2002 te bewonderen is. Bijna vijfhonderd nooit eerder getoonde etnografische foto’s vanaf 1860 tot heden zijn te bezichtigen met beelden uit alle werelddelen. Zowel het perspectief van de fotograaf, als dat van de gefotografeerde worden belicht. Een indrukwekkende tentoonstelling met een humoristische noot.

Foto: Papoea met de bril van professor Anceaux.

Tot 1839 was de mensheid voor het vastleggen van zijn waarnemingen afhankelijk van de artistieke impressies waarmee kunstenaars de wereld weergaven. De uitvinding van het fotografisch procédé heeft daar een radicale verandering in gebracht. De combinatie van licht en chemie maakte een werkelijkheid zichtbaar met een groot realiteitsgehalte. Fotografie was in haar begintijd bepaald geen sinecure: grote camera's, kwetsbare glasnegatieven en lange belichtingstijden stonden het maken van spontane kiekjes voorlopig in de weg. Maar de ontwikkelingen gingen snel en het duurde niet lang of fotografen trokken de wereld in, op zoek naar exotische beelden.

In de 19e eeuw viel er nog heel wat te ontdekken. Een fotograaf moest zich daarvoor de nodige moeite getroosten en lange (zee)reizen maken om zijn doel te bereiken. Niet zelden belandde hij vervolgens in levensgevaarlijke omstandigheden. De lokale bevolking kon zich tegen de indringer keren en menigeen werd geveld door een onbekende ziekte.

Het waren overigens niet alleen mannen die het avontuur aangingen. Anekdotisch is de geschiedenis van Alexandrine Tinne, een bemiddelde alleenstaande Haagse vrouw die in 1855, op twintigjarige leeftijd, een reis naar Egypte en Palestina ondernam. Dat was de aanzet tot enkele grote expedities in Noord Afrika, Soedan en de Sahara. Niet alleen sleepte mevrouw Tinne een complete donkere kamer met zich mee om haar foto's ter plekke af te werken, ook bevatte haar bagage van alles voor haar persoonlijk comfort en ging zij niet op reis zonder haar moeder en hun Haagse dienstmeisje. Vandaar dat het soms weken duurde voor ter bestemming genoeg personeel en transport was gevonden om de expedities van start te laten gaan. Mevrouw Tinne noemde zich toeriste en bereisde geen louter onontdekt gebied. Toch vond zij vele gevaren op haar weg en de dames hebben hun reizen niet overleefd. Alexandrine stierf als laatste, in 1869 werd ze op 34-jarige leeftijd in het zuiden van Libië door Toearegs vermoord.*

Studeerkamerantropologen
Vanaf ongeveer 1890 werd het mogelijk te fotograferen met belichtingstijden van minder dan een seconde. Ook kwamen de eerste handcamera's op de markt. Dat maakte het medium toegankelijk voor amateurs, zodat er op veldtochten en expedities geen vakfotografen meer mee hoefden. Naarmate de techniek voortschreed werd de fotografie steeds breder ingezet: niet alleen ter documentatie of als hulpmiddel voor studeerkamerantropologen, ook als geheugensteuntje bij lezingen of illustratie van boeken. Met het toenemen van de kwantiteit verminderde het bijzondere belang van de foto's. Dat verklaart ondermeer waarom de 350.000 beelden die het museum bezit, pas nu als een afzonderlijke collectie zijn ontsloten. Met deze expositie wil het museum bekend maken dat de foto's zijn gecatalogiseerd en nu ook door onderzoekers zijn te raadplegen.

Het is een indrukwekkende verzameling, waarbij we natuurlijk niet ontkomen aan extremen en rariteiten die beantwoorden aan de zucht naar exotisme. We zien een vrouw met een enorm kropgezwel, een close-up van een penis met een piercing dwars door de eikel, dwergen, mensen met woeste kapsels. Ook de antro-porno, foto's van geheel of half ontklede vrouwen, is rijkelijk vertegenwoordigt. Zeer overtuigend is de vrije fotografie van Casimir Zagourski die van 1924 tot 1944 in Centraal Afrika opereerde. Hij richt zich op de dan gangbare antropologische thema's en maakt schitterende opnamen van littekentatoeages bij de Sarra, kunstmatige schedeldeformatie bij de Mangbetu, en mensen met enorme schotels door zowel boven- als onderlip. Het is dit soort foto's dat als postkaart zijn weg vindt over de wereld, staat afgedrukt in boeken, of wordt aangekocht door toeristen die hun reisalbums willen opsieren.

Wat opvalt zijn de raakvlakken tussen de vrije en de antropologische fotografie. Uit de wens tot documenteren komt een duidelijk verwante benadering voort die de meest indringende beelden oplevert: zowel streng geregisseerde portretten, als losse tafereeltjes.

Langs de Antropometrische lat
Een serie antropometrische opnamen van aborigines door de fotograaf Paul Foelsche vormen een hoogtepunt van de expositie. Foelsche maakte ze in 1879. De personages werden ontkleed gefotografeerd, allen op dezelfde plek in dezelfde houding, met op vaste afstand van de camera de antropometer, een meetlat die naast de persoon werd geplaatst. Deze uniforme werkwijze zou een objectieve wetenschappelijke vergelijking van raciale typen overal ter wereld moeten opleveren.

Op de bijschriften hebben Foelsche's modellen een naam en een leeftijd. Dat is opmerkelijk, want doorgaans spreken fotografen immers in termen van 'Maori krijger' of 'Nubische vrouw', een terminologie waaruit blijkt dat de figuranten feitelijk als object werden gezien. Nog maar enkele jaren geleden maakte op de fotomanifestatie Noorderlicht een fotograaf furore, niet in de eerste plaats met zijn fotografische kwaliteit, maar omdat hij zijn inheemse modellen naar hun naam had gevraagd en die op de bijschriften had vermeld. Die gelijkwaardige en persoonlijke benadering bleek heden ten dage nog een eye opener te zijn.

Biliamuk, een Larikaman van 27 jaar.
Een apometrische foto van Paul Foelsche, 1879.

Los van de ethische bedenkingen die men achteraf bij de werkwijze van Foelsche kan hebben, zijn inspanningen hebben onmiskenbaar een serie fascinerende beelden opgeleverd. Een grappige anekdote is dat de aboriginal-modellen het lange stilzitten tijdens het poseren als een rituele beproeving hadden ervaren. In veel gevallen ontvingen de figuranten ook een vergoeding voor hun werk als model of wetenschappelijk object. Volgens de Nederlandse comies A.W. Nieuwenhuis (1900) werd "de angst voor het meten van de antropometrische maten bij mensen minder, als hun ziel door een geschenk werd gestreeld".

Foelsche fotografeerde ook in opdracht, bijvoorbeeld voor internationale tentoonstellingen. De evolutietheorie was in de 19e eeuw een inspirerend nieuw idee, ook de volkenkunde begon zich te ontwikkelen en het georganiseerde toerisme kwam op gang. Daarom was er een grote vraag naar exotische afbeeldingen, bijvoorbeeld voor de eerste Baedeker-reisgids die in 1880 verscheen. Maar het bleef niet bij foto's alleen, steeds vaker werden inheemse volken in levende lijve geëxposeerd op Wereldtentoonstellingen. In 1883 stelt Nederland 'verschillende typen van Surinaamse creolen' tentoon op de Wereldtentoonstelling te Amsterdam. Ook bij dit soort gelegenheden slaan antropologen hun slag en maken antropometrische foto's.

Twintig jaar later, in 1904, exposeert de Amerikaanse antropoloog Frederick Starr 'exemplaren' van het toentertijd onbekende Ainu-volk in Japan op de Wereldtentoonstelling in St.Louis. Starr beschouwde de fotografie als een belangrijk onderzoeksmiddel voor zijn wetenschappelijk werk. Hij huurde fotografen voor het vastleggen van menselijke kenmerken. Tussen 1896 en 1899 maakt hij drie reizen te paard door het zuiden van Mexico om verschillende indianenstammen te onderzoeken. Van elke stam neemt hij de maten op van 100 mannen en slechts 25 vrouwen want "Het is moeilijker vrouwen te vinden die opgemeten kunnen worden dan mannen; eenmaal gevonden zijn vrouwen minder makkelijk te meten wegens, koppigheid, stompzinnigheid of angst". Bovendien meent Starr dat vrouwen in het algemeen meer op elkaar lijken, en dat raskenmerken beter in de man tot uiting komen. Uit de honderden foto's maakt Starr een selectie, die hij schenkt aan diverse musea, waaronder het Rijksmuseum voor Volkenkunde.


De bril van Anceaux
Linda Roodenburg, de samenstelster van de expositie heeft zich gelukkig niet louter tot de fotografie beperkt. Naast een moderne interactieve presentatie zijn er ook een zevental films te zien. Daaronder is het verslag van de laatste Nederlandse wetenschappelijke expeditie naar de binnenlanden van Nederlands Nieuw Guinea, een gebied waar de lokale bevolking nog nooit blanken had gezien. Dat was in 1959, de tijd dat bijvoorbeeld rassenscheiding in het openbaar vervoer in de Verenigde Staten een alledaags gegeven was. Toch is het onthutsend om te zien hoe ook op deze expeditie nog mensen worden opgemeten. Je ziet de wetenschappers in de weer met schuifmaten, terwijl je een opsomming hoort van de schedelmaten, het kaakbeen, de toraxbreedte en zo nog 25 andere lichaamskenmerken.

De commentaarstem bij de film meldt: "...mensen zijn wel vriendelijk hier, al moet je even aan hun verschijning wennen; tenslotte leven ze praktisch nog in het stenen tijdperk". Om het ijs te breken en tot communicatie te komen worden er grapjes gemaakt. Iemand neemt zijn kunstgebit uit, en de taalkundige professor Anceaux zet zijn dikke jarenvijftigbril op de neus van een Papoea. Expeditieleider Bongersma maakt daar een foto van en dat beeld is door het museum gekozen als het icoon van de expositie, die als titel DE BRIL VAN ANCEAUX kreeg. De bril staat niet alleen symbool voor hoe het westen naar andere culturen keek, maar ook hoe die ander geamuseerd terugkeek. Het is een charmante poging van het museum om een relativerende noot bij de ontstaansgeschiedenis van zijn fotocollectie te plaatsen. Toch kunnen we niet over het hoofd zien dat er vrijwel altijd sprake is geweest van een ongelijke situatie. Al was het maar door de militairen die de westerse indringers doorgaans voor hun persoonlijke beveiliging meebrachten.

De inheemse bevolking zal zelden om haar mening gevraagd zijn, maar werd onbedoeld wel met de gevolgen van de expedities opgescheept. Zo maakte de Amerikaan Robert Gardner twee jaar later met steun van de Nederlandse overheid de film Dead Birds, die eveneens in het museum te zien is. Onderwerp zijn de Dani, een toen nog onbekende stam in de Baliemvallei op Nederlands Nieuw Guinea. Voor de Dani is oorlogvoeren een vast onderdeel van hun bestaan. De film toont hoe de krijgers in de velden tegenover elkaar staan in wat een urenlange rituele dans lijkt, die gepaard gaat met het uiten van oerkreten. Het geheel lijkt rijp voor een reprise op het Oerolfestival, ware het niet dat je terloops wat beelden ziet waarin iemand met een pijpje een pijltje op de vijand afblaast. Er vallen wel degelijk gewonden en soms ook doden. Deze wonderlijke film had als effect dat toeristen de Dani zijn gaan bezoeken om het fenomeen met eigen ogen te aanschouwen. Deze indirecte bedreiging van de inheemse cultuur is relatief onschuldig in vergelijking met de manipulatie die steeds vaker deel begon uit te maken van de jacht naar unieke beelden.

Neem de consternatie die in 1965 ontstond rondom de film Africa Addio van de Italiaanse regisseur Jacopetti (Niet te zien in het museum, maar hierover bestaat een boek samengesteld door Hans Saaltink: "De zaak Jacopetti" verschenen in de reeks Filmbibliotheek Cinétol, 1967). Deze documentaire leidde in Nederland tot felle discussies en zelfs blokkades van bioscopen. Africa Addio is een opeenvolging van veelal geweldadige extremiteiten, gefilmd op het Afrikaanse continent. De film staat bol van meedogenloze moordpartijen op mensen en dieren, die soms met honderden tegelijk worden afgeslacht. Kern van het betoog is dat zodra de blanke koloniale machten Afrika verlaten, de barbarij (weer) toeslaat. Waar het in dit verband echter om gaat is dat Jacopetti beticht wordt van manipulatie, dat wil zeggen dat zijn aanwezigheid met de camera gebeurtenissen heeft gestimuleerd. De aanklacht luidt dat hij in Congo filmt hoe drie jongens worden doodgeschoten. Volgens een ooggetuige hebben de daders op verzoek van Jacopetti gewacht tot ook de camera schietklaar was. Met het signaal 'camera loopt' bezegelde Jacopetti mede het lot van de slachtoffers.

Dit mag dan een uitvergroting zijn van de eerder genoemde ongelijke verhouding tussen de beeldzoekers en hun onderwerpen, maar de realiteit is dat die scheve situatie onverminderd blijft voortbestaan. De onderzoekers van toen hebben plaatsgemaakt voor de massaal toestromende toeristen, die even ongevraagd inheemse volken bezoeken en belagen met tientallen cameralenzen. De spreekwoordelijke spiegeltjes en kralen zijn vervangen door balpennen, ballonnen en afgedankte t-shirts. Er zullen vast nog eens vakantievideo’s opduiken waar museumbezoekers in 2040 met dezelfde verwondering naar kijken als wij nu naar de gefilmde Anceaux en zijn collega's. De tentoonstellingmakers zijn helaas niet aan een dergelijke vergelijking toegekomen, al zou de 'vakantiefotografie' meer in de lijn van de collectie passen dan de foto's die het museum door enkele hedendaagse fotografen heeft laten maken. Diana Blok's Nederlanders; foto's gemaakt in de volkenkundige traditie voor de World Expo in Sevilla 1992, zijn bijna saai door hun correctheid en hooguit goed voor een glimlach van herkenning. Ze voegen echter niets nieuws toe. Alsof we niet juist zijn begonnen aan de eeuw waarin een foto steeds minder de werkelijkheid weergeeft, maar wegens algemeen geaccepteerde vormen van beeldbewerking meer en meer een eigen werkelijkheid wordt.

© Matthijs Blonk/Indigo/2002

*Hoe ver we zullen komen weet ik niet. Het avontuurlijke leven van Alexandrine Tinne.
J.G. Kikkkert, 1980.

Gerelateerde onderwerpen:
> Afritsbroek zoekt dierenhuid
Toerisme, en de drijfveren achter het reizen.
> De jacht op de Mursi
Even snel een 'schotellip' fotograferen.
>
Groeten terug, de lachspiegel
Over het programma Groeten uit de rimboe/Groeten terug/Toast Kannibaal.
> Rehabilitatie voor foto indianen Brazilië
Over de foto van een 'onontdekt' indianenvolk in Brazilië.

Top

> Terug naar Journalistiek