Vijftig
jaar na de Middeleeuwen
door
Matthijs Blonk
|
Avontuurlijk
Jemen, reizen
door het 'wilde oosten'
Jemen is een ongepolijste reisbestemming. Voor velen is
dat juist de charme van het land. Volledig gesluierde vrouwen,
mannen met een kromdolk, sprookjesachtige architektuur en
schitterende landschappen. De echte liefhebbers mogen Jemen
niet missen.
Een
schooljongen toont trots zijn leerboek Engels. Hardop oefent
hij: "Voor 1962 werd Jemen geregeerd door de
imam. Na de revolutie viel de macht toe aan de president."
We zitten in een overvolle servicetaxi die met hoge snelheid
door de bergen rijdt. Doel van de rit is Sa’ada, een
stad in het noorden van Jemen. Nog maar een halve eeuw geleden
verkeerde dit gebied in een Middeleeuwse toestand. Bijna
tien eeuwen lang regeerden er de imams van de Zaidieten,
een sji’itisch-islamitische sekte die kan bogen op
direkte familiebanden met de profeet Mohammed. Eén
van de laatste heersers was imam Yahya. Hij hanteerde merkwaardige
methodes om de orde in het land te handhaven. Van elk stamhoofd
eiste hij als onderpand één of meer zoons
die tot hun vijftiende jaar in gijzeling werden gehouden.
De behandeling van de jongens hing af van het gedrag van
hun stam.
Ontvoering
is nog altijd een gangbaar pressiemiddel in het tribale
noorden van Jemen. Tot voor kort werden ook regelmatig
toeristen of ontwikkelingswerkers gekidnapt. Dat kon weinigen
er van weerhouden het land te bezoeken. In tegendeel, menig
Jemenganger hoopte heimelijk op een gijzeling. Het liep
immers meestal goed af omdat de eisen werden ingewilligd.
Je werd met respect behandeld en had thuis écht iets
te vertellen.
De
regio Sa’ada is een betrekkelijk autonoom
gebied dat zich van oudsher aan het gezag van de centrale
regering in de hoofdstad Sana’a tracht te ontrekken.
Toen imam Yahya in 1948 bij een aanslag door revolutionairen
om het leven kwam greep zijn zoon Ahmed Hamid al-Din de macht.
Hij wist de noordelijke bedoeïnenstammen tegen de opstandelingen
te mobiliseren, door hen het beroven en plunderen van Sana’a
in het vooruitzicht te stellen. Nadat hij als nieuwe leider
was benoemd roemde hij de Hashid en Bakil, die hem te hulp
waren gekomen ‘sneller dan een moeder haar kind’.
Het zijn nog altijd deze stammen die zich onafhankelijk en
strijdbaar opstellen. Dat laat zich ondermeer aflezen aan
het grote aantal Toyota-pickups dat zonder registratieplaat
rondrijdt, wat er op wijst dat ze gestolen, dan wel het land
binnengesmokkeld zijn.
Tot
de revolutie, die in 1962 een einde maakte aan het bewind
van Ahmed Hamid al-Din, was Jemen één
van de meest onderontwikkelde landen ter wereld. In grote
delen van het land bestond geen geldeconomie. Er waren nauwelijks
wegen en het transport vond plaats met ezels en kamelen.
Het land kende geen onderwijs en de gezondheidszorg was minimaal.
Buitenlanders beschouwde men als pottenkijkers, moderne communicatiemiddelen
waren taboe. Behalve de imam en zijn vertrouwelingen beschikte
niemand over telex of telefoon.
Als
de taxi eindelijk Sa’ada
bereikt is het al avond. De stad is donker omdat de electriciteit
is uitgevallen. In het ommuurde centrum, met zijn stoffige
straten en lemen gevels die hoog in de zwartblauwe nacht
reiken, waan je je gemakkelijk in het Jemen van imam Ahmed.
Een wandeling bij maanlicht levert onvergetelijke beelden
op. Kleine winkelruimtes verlicht met kaarsen. Twee naburige
barbiers scheren hun klanten bij groenig gaslicht. In een
theehuis zit het vol kerels die trictrac spelen, een geweer
onder handbereik alsof elk moment de vijand kan binnenvallen.
De wild flakkerende gele gasvlam van het aangrenzende eethuis
werpt grillige schaduwen op de wanden. Wellicht heeft Pier
Paolo Pasolini hier zijn inspiratie voor de Decamerone gevonden,
een film die gedeeltelijk in Jemen is opgenomen.
|
Straatbeeld
in Sa'ada |
Een
wandeling vroeg in de ochtend langs de oude lemen stadswal,
Sa’ada uit. Van alle kanten klinkt het scherpe ploffen
van de dieselmotoren. In cirkels van zwarte olieresten
pompen ze het irrigatiewater op. De velden zijn een lappendeken
van felgroene perceeltjes haalef, een soort klaver
dat gebruikt wordt als veevoeder. Waar niet geïrrigeerd
wordt heerst de woestijn. De
stekelige begroeiing op de steppe is volgewaaid met pastel
gekleurde plastic zakken, die als exotische bloemen oplichten
in de warme ochtenzon.
Enkele
bedoeïnententen schuilen in de schaduw van de
rotsen. Tussen de inslagpunten van kogels, die met salvo’s
tegelijk op het zandsteen zijn afgevuurd, staan prehistorische
tekeningen. We vinden twee gave afbeeldingen van een ibex,
een wilde geit, die aan de kogels zijn ontsnapt.
Twaalf
kilometer noordelijk van Sa’ada, langs de weg
naar Saoedi-Arabië, ligt Suq al Talh, een uitgestrekte
zaterdagmarkt. We mengen ons onder de dichte stroom mensen,
stuk voor stuk mannen met een eigenzinnige, zelfbewuste uitstraling.
Ze dragen het lange witte gewaad, de futa, met daaroverheen
een colbertje. Om hun middel zit een fraaie met goud-draad
bestikte band, waarin prominent midden op de buik als een
fallussymbool de djambia steekt, een grote kromdolk die de
onafhankelijkheid van de man benadrukt. De mannen zien er
ruig uit, ongeschoren en met wilde haren die schuilgaan onder
een keffyeh, een roodwit geblokte hoofddoek.
Op
de markt wordt veel smokkelwaar uit Saoedi-Arabië aangeboden:
auto-onderdelen, grote klompen zout, kleding en gereedschap.
Er is vee te koop dat ter plekke wordt geslacht. De karkassen
hangen aan een metalen driepoot om door de slachters te worden
ontleed. Er hangt de zoetige weeë geur van de dood.
Een weerzinwekkende hoeveelheid vliegen heeft zich van het
terrein meester gemaakt. Honden likken het bloed uit het
zand, schapen mekkeren van angst.
|
Wapenverkoop |
Suq
al Talh is ook de grootste wapenmarkt van Jemen. Er is
oud spul te koop, rijp voor de antiekhandel. Maar ook
in vetpapier verpakte gloednieuwe automatische geweren,
veelal van Russische makelij. Zo’n
moderne kalashnikov kost een paar honderd euro. Voor 25 euro
heb je al een schattig beretta pistool van damestasjes formaat.
Wie het allemaal steviger wil aanpakken kan wat handgranaten
kopen en naar verluidt is op bestelling ook zwaarder geschut
te krijgen. Een boer die een pantserwagen wil is geen uitzondering.
Zoals in Nederland iedereen een fiets bezit, heeft in Jemen
elke man een wapen. Volgens een optimistische schatting circuleren
er vijftig miljoen vuurwapens onder de bevolking, die ruim
22 miljoen mensen telt.
Het
komt voor dat een conflict met vuurwapens wordt beslecht.
Dat gaat meestal niet ongestraft voorbij. De dader zal
bloedgeld moeten betalen aan het slachtoffer. Dat wordt
geregeld via het gewoonterecht. De sheik van het dorp waar
het slachtoffer woont organiseert een hoorzitting. Op de
dag van de rechtzaak moet de dader naast eventueel smartegeld
aan het slachtoffer, ook het eten en de qat van de getuigen
betalen.
Lemen
hoogbouw
De
Hadramaut, het droge afgelegen zuidoosten van Jemen, vormt
een scherp contrast met de vruchtbare groene berggebieden
in het noorden. We reizen er naartoe vanuit Al Mukalla,
een vissersplaats aan de Golf van Oman. De vissers brengen
er tonijn, zwaardvis en haai aan land. Het strand ligt
bezaaid met afgehouwen koppen. De spleetoogjes van een
dode haai kijken je nog intens gemeen aan.
In
alle vroegte stappen we op de bus, een oude stadsbus van
Indiaase makelij. Het barrel neemt met respectabele snelheid
enkele lange steile bergpassen van zo’n
twintig procent. Daarna wordt het landschap overwegend
vlak en komen we in de woestijn.
Bij
de ontbijtstop verdwijnt de bijrijder achter de toonbank
van het restaurant en begint ommeletjes met brood te verkopen,
flink gepeperd en erg smakelijk. De vrouwen nuttigen hun
maaltijd in de gang naar het toilet. Van lappen plastic
zijn daar een aantal ruimtes gecreëerd waar ze onbespied
hun sluiers kunnen oplichten om te eten. Als we weer vertrekken
gaat een man met fundi baard in het gangpad staan en begint
een vurige preek af te steken. Kort daarop begeeft het schakelmechanisme
van de bus het. Met lappen en een stuk touw wordt iets aan
elkaar geprutst. Via een luikje in het gangpad zet de bijrijder
de motor in een versnelling en daar gaan we weer.
In
de woestijn lopen vrouwen met een kudde geiten. Ze dragen
zwarte kleding en hoge rieten punthoeden, waardoor ze aan
het klassieke beeld van de toverheks voldoen. Na zeven
uur reizen komen we aan in Shibam, een compacte vestingstad
van ongeveer vijfhonderd huizen. Het zijn lemen torenflats,
tot veertig meter boven het niveau van de droge wadi en
gemiddeld enkele honderden jaren oud.
Opmerkelijk
is dat de stad ín de wadi gebouwd is
en daardoor wordt blootgesteld aan de grillen van de natuur.
De hoge waterstand die in de regentijd kan optreden richt
regelmatig grote schade aan en heeft zelfs enkele keren het
voortbestaan van Shibam bedreigd. In het kader van de mondiale monumentenzorg
staat de stad sinds 1982 op de werelderfgoedlijst van UNESCO.
|
Bouwvakker
met tichelstenen |
Leem
is niet erg duurzaam als bouwmateriaal. Het is een wonder
dat sommige van de flats al vierhonderd jaar oud zijn.
Binnen de stadsmuren is overal onderhoudswerk aan de gang.
Op straat scharrelen kippen in de vers aangemaakte vette
leem die vermengd met stro de basis vormt voor de platte
tichelstenen waar mee gebouwd wordt. Met fijngemalen kalk
wordt de witte decoratie rond de ramen aangebracht. Vroeger
nam men hier verpulverde eierschalen voor.
Plots
steekt de wind op en raast een verblindende zandstorm over
de vlakte buiten de stad. Alsof dat het afgesproken teken
is komen van alle kanten vrouwen aangelopen. Ze gaan via
een poort de stad binnen en verdwijnen in een van de stegen
achter een groot zeildoek dat dwars over straat is gespannen.
Daar bevindt zich een gezelschap van meer dan vijftig vrouwen.
De sluiers gaan af en de opgemaakte gezichten met rouge
wangen en felrode lippen komen te voorschijn. Op trommels
worden opzwepende ritmes geslagen, en soms klinkt het hoge
joelgeluid dat de vrouwen diep in hun keel maken. Dit kan
niet anders dan een bruiloft zijn.
De
reis loopt ten einde, nog een laatste avond in het hotel.
Op de televisie CNN of een Arabische satelietzender, het
blijft een verassing. Wat via de hotelkabel wordt doorgegeven
berust op de voorkeur van de receptionist. Waar hij naar
kijkt ziet het hele hotel, inclusief het zappen langs de
satellietzenders.
Vroeg
in de morgen rijden we naar het vliegveld van Say’un
dat veel weg heeft van een busterminal. In een kleine vertrekhal
overhandigen we de tickets voor de vlucht naar Sana’a.
Vanaf het balkon heb je goed zicht op de landingsbaan,
niet meer dan een onverhard stuk woestijn. In een gebouwtje
rechts wordt druk gesleuteld aan een verouderde brandweerwagen.
Als het vehikel op gang is gebracht rijdt het naar de landingsstrip
en begint daar een roedel honden op te jagen. Veel haast
maken de beesten niet, maar de baan is vrij als een groot
verkeersvliegtuig de zanderige grond raakt en in een enorme
wolk van stof tot stilstand komt.
©
Tekst & foto's Matthijs Blonk / Ontdek
Arabia / april - 2008 |