JOURNALISTIEK # Artikel
Avontuurlijk Jemen Reizen door het 'wilde oosten'.
Verschenen in Ontdek Arabia nr. 1, april - 2008

Vijftig jaar na de Middeleeuwen

door Matthijs Blonk

 

 

 

 

 

Avontuurlijk Jemen, reizen door het 'wilde oosten'
Jemen is een ongepolijste reisbestemming. Voor velen is dat juist de charme van het land. Volledig gesluierde vrouwen, mannen met een kromdolk, sprookjesachtige architektuur en schitterende landschappen. De echte liefhebbers mogen Jemen niet missen.

Een schooljongen toont trots zijn leerboek Engels. Hardop oefent hij: "Voor 1962 werd Jemen geregeerd door de imam. Na de revolutie viel de macht toe aan de president." We zitten in een overvolle servicetaxi die met hoge snelheid door de bergen rijdt. Doel van de rit is Sa’ada, een stad in het noorden van Jemen. Nog maar een halve eeuw geleden verkeerde dit gebied in een Middeleeuwse toestand. Bijna tien eeuwen lang regeerden er de imams van de Zaidieten, een sji’itisch-islamitische sekte die kan bogen op direkte familiebanden met de profeet Mohammed. Eén van de laatste heersers was imam Yahya. Hij hanteerde merkwaardige methodes om de orde in het land te handhaven. Van elk stamhoofd eiste hij als onderpand één of meer zoons die tot hun vijftiende jaar in gijzeling werden gehouden. De behandeling van de jongens hing af van het gedrag van hun stam.

Ontvoering is nog altijd een gangbaar pressiemiddel in het tribale noorden van Jemen. Tot voor kort werden ook regelmatig toeristen of ontwikkelingswerkers gekidnapt. Dat kon weinigen er van weerhouden het land te bezoeken. In tegendeel, menig Jemenganger hoopte heimelijk op een gijzeling. Het liep immers meestal goed af omdat de eisen werden ingewilligd. Je werd met respect behandeld en had thuis écht iets te vertellen.

De regio Sa’ada is een betrekkelijk autonoom gebied dat zich van oudsher aan het gezag van de centrale regering in de hoofdstad Sana’a tracht te ontrekken. Toen imam Yahya in 1948 bij een aanslag door revolutionairen om het leven kwam greep zijn zoon Ahmed Hamid al-Din de macht. Hij wist de noordelijke bedoeïnenstammen tegen de opstandelingen te mobiliseren, door hen het beroven en plunderen van Sana’a in het vooruitzicht te stellen. Nadat hij als nieuwe leider was benoemd roemde hij de Hashid en Bakil, die hem te hulp waren gekomen ‘sneller dan een moeder haar kind’. Het zijn nog altijd deze stammen die zich onafhankelijk en strijdbaar opstellen. Dat laat zich ondermeer aflezen aan het grote aantal Toyota-pickups dat zonder registratieplaat rondrijdt, wat er op wijst dat ze gestolen, dan wel het land binnengesmokkeld zijn.

Tot de revolutie, die in 1962 een einde maakte aan het bewind van Ahmed Hamid al-Din, was Jemen één van de meest onderontwikkelde landen ter wereld. In grote delen van het land bestond geen geldeconomie. Er waren nauwelijks wegen en het transport vond plaats met ezels en kamelen. Het land kende geen onderwijs en de gezondheidszorg was minimaal. Buitenlanders beschouwde men als pottenkijkers, moderne communicatiemiddelen waren taboe. Behalve de imam en zijn vertrouwelingen beschikte niemand over telex of telefoon.

Als de taxi eindelijk Sa’ada bereikt is het al avond. De stad is donker omdat de electriciteit is uitgevallen. In het ommuurde centrum, met zijn stoffige straten en lemen gevels die hoog in de zwartblauwe nacht reiken, waan je je gemakkelijk in het Jemen van imam Ahmed. Een wandeling bij maanlicht levert onvergetelijke beelden op. Kleine winkelruimtes verlicht met kaarsen. Twee naburige barbiers scheren hun klanten bij groenig gaslicht. In een theehuis zit het vol kerels die trictrac spelen, een geweer onder handbereik alsof elk moment de vijand kan binnenvallen. De wild flakkerende gele gasvlam van het aangrenzende eethuis werpt grillige schaduwen op de wanden. Wellicht heeft Pier Paolo Pasolini hier zijn inspiratie voor de Decamerone gevonden, een film die gedeeltelijk in Jemen is opgenomen.

Straatbeeld in Sa'ada

Een wandeling vroeg in de ochtend langs de oude lemen stadswal, Sa’ada uit. Van alle kanten klinkt het scherpe ploffen van de dieselmotoren. In cirkels van zwarte olieresten pompen ze het irrigatiewater op. De velden zijn een lappendeken van felgroene perceeltjes haalef, een soort klaver dat gebruikt wordt als veevoeder. Waar niet geïrrigeerd wordt heerst de woestijn. De stekelige begroeiing op de steppe is volgewaaid met pastel gekleurde plastic zakken, die als exotische bloemen oplichten in de warme ochtenzon.

Enkele bedoeïnententen schuilen in de schaduw van de rotsen. Tussen de inslagpunten van kogels, die met salvo’s tegelijk op het zandsteen zijn afgevuurd, staan prehistorische tekeningen. We vinden twee gave afbeeldingen van een ibex, een wilde geit, die aan de kogels zijn ontsnapt.

Twaalf kilometer noordelijk van Sa’ada, langs de weg naar Saoedi-Arabië, ligt Suq al Talh, een uitgestrekte zaterdagmarkt. We mengen ons onder de dichte stroom mensen, stuk voor stuk mannen met een eigenzinnige, zelfbewuste uitstraling. Ze dragen het lange witte gewaad, de futa, met daaroverheen een colbertje. Om hun middel zit een fraaie met goud-draad bestikte band, waarin prominent midden op de buik als een fallussymbool de djambia steekt, een grote kromdolk die de onafhankelijkheid van de man benadrukt. De mannen zien er ruig uit, ongeschoren en met wilde haren die schuilgaan onder een keffyeh, een roodwit geblokte hoofddoek.

Op de markt wordt veel smokkelwaar uit Saoedi-Arabië aangeboden: auto-onderdelen, grote klompen zout, kleding en gereedschap. Er is vee te koop dat ter plekke wordt geslacht. De karkassen hangen aan een metalen driepoot om door de slachters te worden ontleed. Er hangt de zoetige weeë geur van de dood. Een weerzinwekkende hoeveelheid vliegen heeft zich van het terrein meester gemaakt. Honden likken het bloed uit het zand, schapen mekkeren van angst.

Wapenverkoop

Suq al Talh is ook de grootste wapenmarkt van Jemen. Er is oud spul te koop, rijp voor de antiekhandel. Maar ook in vetpapier verpakte gloednieuwe automatische geweren, veelal van Russische makelij. Zo’n moderne kalashnikov kost een paar honderd euro. Voor 25 euro heb je al een schattig beretta pistool van damestasjes formaat. Wie het allemaal steviger wil aanpakken kan wat handgranaten kopen en naar verluidt is op bestelling ook zwaarder geschut te krijgen. Een boer die een pantserwagen wil is geen uitzondering. Zoals in Nederland iedereen een fiets bezit, heeft in Jemen elke man een wapen. Volgens een optimistische schatting circuleren er vijftig miljoen vuurwapens onder de bevolking, die ruim 22 miljoen mensen telt.

Het komt voor dat een conflict met vuurwapens wordt beslecht. Dat gaat meestal niet ongestraft voorbij. De dader zal bloedgeld moeten betalen aan het slachtoffer. Dat wordt geregeld via het gewoonterecht. De sheik van het dorp waar het slachtoffer woont organiseert een hoorzitting. Op de dag van de rechtzaak moet de dader naast eventueel smartegeld aan het slachtoffer, ook het eten en de qat van de getuigen betalen.

 

Lemen hoogbouw
De Hadramaut, het droge afgelegen zuidoosten van Jemen, vormt een scherp contrast met de vruchtbare groene berggebieden in het noorden. We reizen er naartoe vanuit Al Mukalla, een vissersplaats aan de Golf van Oman. De vissers brengen er tonijn, zwaardvis en haai aan land. Het strand ligt bezaaid met afgehouwen koppen. De spleetoogjes van een dode haai kijken je nog intens gemeen aan.

In alle vroegte stappen we op de bus, een oude stadsbus van Indiaase makelij. Het barrel neemt met respectabele snelheid enkele lange steile bergpassen van zo’n twintig procent. Daarna wordt het landschap overwegend vlak en komen we in de woestijn.

Bij de ontbijtstop verdwijnt de bijrijder achter de toonbank van het restaurant en begint ommeletjes met brood te verkopen, flink gepeperd en erg smakelijk. De vrouwen nuttigen hun maaltijd in de gang naar het toilet. Van lappen plastic zijn daar een aantal ruimtes gecreëerd waar ze onbespied hun sluiers kunnen oplichten om te eten. Als we weer vertrekken gaat een man met fundi baard in het gangpad staan en begint een vurige preek af te steken. Kort daarop begeeft het schakelmechanisme van de bus het. Met lappen en een stuk touw wordt iets aan elkaar geprutst. Via een luikje in het gangpad zet de bijrijder de motor in een versnelling en daar gaan we weer.

In de woestijn lopen vrouwen met een kudde geiten. Ze dragen zwarte kleding en hoge rieten punthoeden, waardoor ze aan het klassieke beeld van de toverheks voldoen. Na zeven uur reizen komen we aan in Shibam, een compacte vestingstad van ongeveer vijfhonderd huizen. Het zijn lemen torenflats, tot veertig meter boven het niveau van de droge wadi en gemiddeld enkele honderden jaren oud.

Opmerkelijk is dat de stad ín de wadi gebouwd is en daardoor wordt blootgesteld aan de grillen van de natuur. De hoge waterstand die in de regentijd kan optreden richt regelmatig grote schade aan en heeft zelfs enkele keren het voortbestaan van Shibam bedreigd. In het kader van de mondiale monumentenzorg staat de stad sinds 1982 op de werelderfgoedlijst van UNESCO.

Bouwvakker met tichelstenen

Leem is niet erg duurzaam als bouwmateriaal. Het is een wonder dat sommige van de flats al vierhonderd jaar oud zijn. Binnen de stadsmuren is overal onderhoudswerk aan de gang. Op straat scharrelen kippen in de vers aangemaakte vette leem die vermengd met stro de basis vormt voor de platte tichelstenen waar mee gebouwd wordt. Met fijngemalen kalk wordt de witte decoratie rond de ramen aangebracht. Vroeger nam men hier verpulverde eierschalen voor.

Plots steekt de wind op en raast een verblindende zandstorm over de vlakte buiten de stad. Alsof dat het afgesproken teken is komen van alle kanten vrouwen aangelopen. Ze gaan via een poort de stad binnen en verdwijnen in een van de stegen achter een groot zeildoek dat dwars over straat is gespannen. Daar bevindt zich een gezelschap van meer dan vijftig vrouwen. De sluiers gaan af en de opgemaakte gezichten met rouge wangen en felrode lippen komen te voorschijn. Op trommels worden opzwepende ritmes geslagen, en soms klinkt het hoge joelgeluid dat de vrouwen diep in hun keel maken. Dit kan niet anders dan een bruiloft zijn.

De reis loopt ten einde, nog een laatste avond in het hotel. Op de televisie CNN of een Arabische satelietzender, het blijft een verassing. Wat via de hotelkabel wordt doorgegeven berust op de voorkeur van de receptionist. Waar hij naar kijkt ziet het hele hotel, inclusief het zappen langs de satellietzenders.

Vroeg in de morgen rijden we naar het vliegveld van Say’un dat veel weg heeft van een busterminal. In een kleine vertrekhal overhandigen we de tickets voor de vlucht naar Sana’a. Vanaf het balkon heb je goed zicht op de landingsbaan, niet meer dan een onverhard stuk woestijn. In een gebouwtje rechts wordt druk gesleuteld aan een verouderde brandweerwagen. Als het vehikel op gang is gebracht rijdt het naar de landingsstrip en begint daar een roedel honden op te jagen. Veel haast maken de beesten niet, maar de baan is vrij als een groot verkeersvliegtuig de zanderige grond raakt en in een enorme wolk van stof tot stilstand komt.

© Tekst & foto's Matthijs Blonk / Ontdek Arabia / april - 2008

Gerelateerde onderwerpen:
> Qat in Jemen

 

> Terug naar Journalistiek

Top