|
foto's © Matthijs
Blonk |
Ten zuidoosten van het Afrikaanse continent ligt Madagaskar,
het op vier na grootste eiland ter wereld met onuitspreekbare
plaatsnamen als Manjakandriana of Antananarivo, de hoofdstad.
Madagaskar
wordt nog maar relatief kort door mensen bewoond. Ruim 1500
jaar geleden arriveerden de eerste immigranten uit Indonesië,
in latere eeuwen voegden zich daar nog Afrikanen en Arabieren
bij. Het eiland heeft, mede door de afwezigheid van de mens,
een unieke natuur kunnen ontwikkelen met een enorme soortenrijkdom.
Een
groot deel van de fora en fauna is endemisch en komt dus
nergens anders ter wereld voor. Het meest bekend zijn de
lemuren, primaten verwant aan de apen, die konden overleven
omdat op Madagaskar geen grote roofdieren of giftige slangen
voorkomen. Nog vorig jaar werd een nieuwe soort ontdekt,
de muislemuur, die in de palm van de hand past.
De
komst van de mens is een zware belasting voor de natuur
gebleken. Eén
van de meest actuele problemen is de grootschalige ontbossing,
met als gevolg erosie. In een paar eeuwen tijd is tachtig
procent van Madagaskar’s regenwoud gekapt. Astronauten
spreken van het bloedende eiland, omdat vanuit de ruimte
goed is te zien hoe na hevige regenval de vruchtbare rode
aarde in de oceaan stroomt. Toch valt er nog veel van de
prachtige natuur te genieten.
|
Pousse-pousse
trekker |
Pousse
Pousse
Zweetdruppels parelen op de zwarte schouderbladen
van de pousse pousse trekker. Het Aziatische deel van de bevolking
introduceerde niet alleen de rijstbouw en de zeboe, een bultrugkoe,
maar ook de loopriksja, hier pousse pousse geheten. Het wemelt
er van, en ze worden ingezet voor allerhande taxidiensten zoals
het naar school brengen van kinderen.
Wij
moeten enige schroom overwinnen om in te stappen. Het voelt
ongemakkelijk om iemand zo direkt fysiek voor je te laten
zwoegen, maar we sussen ons geweten door te bedenken dat
het een stille en milieuvriendelijke wijze van vervoer
is.
Om halftien in de ochtend is het al heel warm. Dat weerhoudt
de man er niet van om in looppas op zijn blote voeten door
de straten te draven. Vandaag reizen we naar Itafy, een klein
dorp aan de zuidwestkust.
Aan
de rand van Toliara, waar zich het transport voor de lange
afstand verzamelt, staat een rij vierwiel aangedreven trucks
klaar voor vertrek. Elke laadbak zit vol met passagiers
en het dak is afgeladen met goederen en bagage. Deze camion-brousse onderhouden
lange afstanddiensten over de slechte onverharde wegen, die
na een regenbui in een onbegaanbare modderpoel veranderen.
Ons tripje zal hooguit twee uur duren, dus kunnen we volstaan
met een gewone taxi-brousse; een gammele pick-up
die pas vertrekt als alle plaatsen verkocht zijn. De radiator
wordt bijgevuld en de bijrijder komt met een opgeladen accu
aansjouwen om de motor te starten. Op de valreep krijgen
we nog een pakketje post mee.
|
Huisjes
van gevlochten riet |
Eenmaal
op weg komen we in een kaal landschap terecht, waarover
een warme woestijnwind jaagt. Af en toe passeren we een gehucht
met riet gevlochten huisjes. Bij een brug over een vrijwel
drooggevallen rivier, die fungeert als bad voor een nabijgelegen
dorp, staat een politieagent. Hij wil een controle uitvoeren,
maar nadat de bijrijder hem 2000 ariary (1 euro) smeergeld
heeft toegestopt plus een slof Good Look, de lokale
sigaret, gebaart hij dat we verder kunnen.
Er
is weinig verkeer onderweg. Soms zien we een houtskoolkaravaan;
enkele door zeboes getrokken houten karren, vol met zakken
houtskool. Je vraagt je af waar ze in deze schrale savanne
vol boomcactussen nog hout vandaan halen. Vanachter het
vliegtuigraampje hadden we gezien hoe ook het woud, dat
het midden van Madagaskar bedekt, op veel plaatsen is
veranderd in een schurftig landschap met kale rode plekken
als gevolg van houtkap. Overal stegen dikke kolommen rook
op van de velden die werden kaalgebrand, of van bos waar
houtskoolproducenten boomstammen lieten smeulen.
Ook
hier langs de weg passeren we een stuk brandend land. Grote
roofvogels zitten rustig te wachten op reptielen en muizen,
prooien die opgejaagd door het vuur vanzelf tevoorschijn
komen.
Blank
= beautiful |
|
Blank
is beautiful
Aan een prachtig palmenstrand in Ifaty huren
we een rieten huisje en met een piroque laten we ons
naar de riffen varen om te snorkelen. Deze ranke bootjes zijn
niet meer dan een holle boomstam met een groot driehoekig zeil.
Ze halen onwaarschijnlijk hoge snelheden en even later binden
we onze vinnen onder en zwemmen neus aan neus met allerlei
kleurrijke vissen in het lauwe oceaanwater. Het koraal heeft
zijn beste tijd gehad, het is dood en kleurloos.
Tegen
de avond, als de temperatuur onder de dertig graden is
gezakt, lopen we via het strand naar het dorp. Ook hier
staan kleine huisjes van gevlochten riet, dat goed ventileert.
De mensen leven buiten. Koken, wassen; het gebeurt allemaal
op het erf rond het huis. Een vrouw heeft zich ingesmeerd
met een lichtbruin papje van geraspte baobabbast, dat wordt
vermengd met water. Gedurende vijf dagen brengt ze de crème
op haar gezicht aan, en dan is haar huid iets gebleekt.
Blank is op Madagaskar het schoonheidsideaal.
Bij
een schooltje kletsen we met de hoofdonderwijzer. Er zitten
dertig kinderen op zijn school. Samen met zijn vrouw geeft
hij privé onderwijs.
Dat kost de ouders 3000 ariary (anderhalve euro) per maand.
Het is al donker als we bij een restaurantje neerstrijken.
Op de kaart staan lekkernijen uit de zee: tonijn, zeeëgel
en lagoustine. Onder het genot van een fles bier wachten
we op de bestelling.
Er
zitten twee blanke mannen op het terras. Vier meiden van
rond de vijftien komen giechelend naar hun tafeltje. Een
van de mannen, een zestiger, vraagt de meisjes zich om
beurten om te draaien. Hij kijkt keurend naar hun achterwerk
en knijpt ze ongegeneerd in hun borsten. De meiden lachen
er om en blijven rond het tafeltje fladderen. Gaandeweg
loopt het restaurantje vol en ineens valt op dat de blanke
toeristen allemaal oudere mannen zijn, veelal in gezelschap
van een jonge lokale schoonheid.
|
Affiche
in Ifaty |
Ambalavao
We
verlaten het droge kustgebied. De bergrit in een afgeladen taxi-brousse is
levensgevaarlijk. Het busje lijkt een mobiele disco en om
benzine te sparen neemt de chauffeur, naar lokaal gebruik,
de bergpassen omlaag in zijn vrij. We komen in de stromende
regen aan in Ambalavao. Met de bonkende bassen nog in het
gehoor en de geur van verbrande remmen in de neus stappen
we in de rode blubber. De regen heeft de onverharde straten
in een modderpoel veranderd. Ons hotel bij de centrale markt
heeft een prachtig uitzicht over de omliggende bergen. De
toppen van zo’n 2500 meter zijn gehuld in zwarte onweerswolken,
waar de bliksem doorheen schiet.
’s
Ochtends is de plaatselijke markt vol in bedrijf. De kooplui
zijn voornamelijk vrouwen in kleurige kleding met handeltjes
in groente, gedroogde vis en peulvruchten. Ze dragen rieten
hoedjes tegen de zon of zitten onder een paraplu die hier
multifunctioneel is. Het is verbazingwekkend dat ze soms
maar een enkele mango of een paar bosjes verse ui te koop
hebben. De meesten hebben geen kraam en hun waar ligt uitgestald
op een kleedje. Deze kleinhandel zien we overal op het eiland
terug. Mensen verkopen pruimen per vier, doppinda’s
per vijf of olie per borrelglas.
De
groene omgeving leent zich perfect voor een wandeltocht.
Overal langs de velden lopen kleine paden die van dorp
tot dorp voeren. Er zijn rijstterrassen in een beekbedding,
zoals overal op het eiland waar water stroomt. We komen
langs huizen waar kinderen in huilen uitbarsten en wegrennen
omdat ze nog nooit een vazah (blanke)
hebben gezien.
In
de namiddag keren we terug naar Ambalavao. Het centrum barst
van de piepkleine winkeltjes. Aan alle kanten schettert filmgeluid
uit videobioscoopjes. Hier kun je een film bekijken op een
televisietoestel. Dat zijn meestal Kungfu-films, een sport
die veel ‘Mallagassies’ beoefenen. Langs de weg
verkopen vrouwen zakken houtskool, terwijl mannen met hun
kleurige pousse pousse door de straten rennen.
Tegen
zeven uur, als de schemering invalt, wordt het rustiger. ’s Avonds is
er vrijwel niemand meer op straat. In een bierhok drinken we
nog wat. De meeste klanten bestellen rum, de nationale drank
die van suikerriet wordt gestookt. De rum wordt vaak op smaak
gebracht met verse gember of vruchten. Dan stopt om negen uur
ook het nachtleven, het café gaat dicht. Buiten is
het pikkedonker, er is geen straatverlichting.
Manden
lychees |
|
Sahambavy
Op het busstation van Fianarantsoa verdringen
groepjes mensen zich om goktafels die in de openlucht tussen
de bussen staan. Ze spelen een soort roulette. Je kunt geld
inleggen op een nummer en vervolgens geeft de uitbater een
slinger aan een fietswiel met cijfers. De mensen hebben alle
tijd, want wachten is deel van het reizen. Wie intussen even
wil bellen kan terecht bij klaptafeltjes met mobiele telefoons.
We
kopen kaartjes voor het enige spoortraject in Madagaskar
dat nog operationeel is. De bestemming is Sahambavy, een
plaatsje dat beroemd is om zijn thee. De trein moet eerst
nog gelost worden. De wagons staan vol met manden lychees,
dat zijn kleine pokdalige vruchtjes die overal in trossen
aan de boom hangen. De overheid stimuleert de bevolking
een zo groot mogelijke lychee-oogst binnen te halen. Op
de wereldmarkt wordt gezocht naar nieuwe afzetmogelijkheden
en dit seizoen hoopt Madagaskar 25 000 ton van het fruit
te exporteren.
De
trein heeft maar twee passagiersrijtuigen, de rest bestaat
uit goederenwagons die eveneens vol passagiers zitten.
In een rustig tempo boemelen we langs dorpjes door het
heuvelachtige landschap dat een aantal keren door een rivier
wordt doorsneden. Langs het spoor staan grote stompe piramides,
een soort mini maya-tempels. Het zijn steenovens opgebouwd
uit briketten van klei, waaronder een groot vuur wordt
gestookt om ze te bakken.
Sahambavy
ligt aan een meer dat omringt wordt door eucalyptusbomen
en rijstvelden. Daarbuiten glooien de met theestruiken
beplante heuvels, een onafzienbare diepgroene vlakte waar
de nevels van laaghangende wolken traag overheen drijven.
Groepen arbeiders, met rieten manden op hun rug, plukken
de jonge blaadjes. Op een heuveltop zijn een paar mannen
bezig om de laatste eucalyptusbomen te rooien en het vrijgekomen
perceel klaar te maken voor de verbouw van maniok.
In
het dal ploegen boeren met zeboes de rijstvelden. Daarna
planten ze de jonge rijstscheuten, strak in het gelid langs
een lijntje. De plantjes worden eerst gekweekt op een klein
veldje en later uitgezet of gebundeld voor de verkoop.
Er kan zeker twee keer per jaar geoogst worden en dat is
hard nodig, want rijst is voor de bevolking het hoofdvoedsel én
een belangrijk exportproduct.
Omdat
de trein maar één keer per dag rijdt nemen
we een taxi-brousse terug. Die vervoert niet alleen
passagiers, hij pikt ook de melkbussen op van boeren die
hun zeboe gemolken hebben. De beesten geven zo’n twaalf
liter per dag. Door de gaten in de weg is het nog een hele
kunst alle melk ook in de stad te krijgen. Het is bijna donker
als we arriveren. In de straten zie je de houtskool gloeien
waar de vrouwen op koken die met hun kinderen onder een paar
lappen op straat leven. Het smoezelige kroost wordt op ons
afgestuurd en begint een hardnekkige bedelvoorstelling met
een doorzichtig repertoire van zeuren, huilen en slijmen.
|
Theepluk |
Île
Sainte Marie
We willen naar Île
Sainte Marie, een eiland voor de oostkust. Op het vliegveld
zien we monteurs sleutelen aan een klein vliegtuig, iets
later worden we naar dat toestel gebracht.
Het
is een Twin Otter met twintig zitplaatsen. We zijn de
enige passagiers. De purser ontvangt ons en twee piloten
zitten al klaar in de cockpit. Even later hangen we in
de lucht en volgen de kustlijn naar het noorden. De purser
deelt kranten uit, ook aan de piloten. Na weken reizen
in overvolle busjes voelt dit ‘privévliegtuig’ als
een ongekende luxe.
Op
het vliegveld van Île Sainte Marie worden we opgewacht
door een horde ronselaars die accommodaties aanbieden.
We maken een keuze en gaan met een man mee. Hij pompt eerst
de voorband van zijn auto op met een fietspomp. Vlak bij
de hoofdplaats Ambodifototra betrekken we een huisje pal
aan zee. Je kunt de rijpe mango’s zo uit de boom
plukken en soms ploft er een kokosnoot uit een van de palmen
op het strand. Met een gehuurde motor verkennen we het
eiland. Slechts een tiental kilometers van het wegennet
is geasfalteerd. Voor de rest is het crossen over zandwegen
vol gaten.
Île
Sainte Marie is het einde van onze reis. Op een pier in
de mangrove laten we onder de sterrenhemel onze laatste
vismaaltijd serveren. In het ondiepe zeewater naast de
pier loopt een visser met een petroleumtoorts en een schepnet
crevettes te verzamelen. Verser kan het niet.
©
Matthijs Blonk / Ontdek
Afrika / december - 2006 |