Journaliste Marnel Breure
raakte gefascineerd door de wereld van voodoo. Ze deed
zeven maanden onderzoek in Benin en schreef het boek Het
land van Legba, dat dit najaar verscheen.
Het is een toegankelijk boek, dat soms leest als een
thriller. Breure is getuige van een aantal huiveringwekkende
gebeurtenissen. Ze beschrijft die in beklemmende scènes,
waardoor het terstond is afgelopen met de neiging tot
het romantiseren van voodoo als een interessante folkloristische
natuurgodsdienst.
Een interview. |
Lees ook het inleidende
kader bij dit artikel. |
Voodoo
in Benin
door
Matthijs Blonk
Marnel
Breure
foto Matthijs Blonk |
|
“In eerste instantie ging ik er vanuit dat de verhalen
van antropologen over voodoo overeenkwamen met de realiteit.
Volgens de antropologie is voodoo een oude Afrikaanse vorm
van polytheïsme, een religie met meerdere goden en een
arsenaal van onzichtbare krachten waar de gelovige mee kan
communiceren. Voodoo is in beginsel een goed en tolerant
religieus systeem. De priester van Zakpata, god van de aarde,
zal nooit zeggen dat Hèviosso, god van de bliksem,
niet deugt, of dat je niet naar de kerk moet gaan. Ook kent
voodoo geen scheiding van lichaam en geest. In het christendom
en de islam is het lichaam een griezelig ding dat gedisciplineerd
moet worden. Tijdens religieuze voodooceremonies mag je dansen
en lekker met je billen schudden. Het lichaam wordt gebruikt
om in een situatie van trance in contact te treden met de
godenwereld.
Wat ik zo spannend vond aan Benin, is dat die oude animistische
onderlaag manifest is. Ik dacht: nu ben ik in het echte Afrika
beland. Islam en christendom spelen hier de tweede viool.
Iedere godheid heeft eigen priesters, tempels en inwijdingen,
en daar had ik toegang toe. Ik vermoedde dat voodoo een vorm van religie was
die zijn oorspronkelijke redeloze vorm had behouden, inclusief zang en dans,
muziek en trance. Dat vitaliseerde me en ik wilde het gaan beleven. Ik heb me
met huid en haar in de voodoowereld gestort, en dat pakte heel anders uit dan
ik gedacht had.”
Uw onderzoek heeft geen folkloristische invalshoek?
“Mijn belangrijkste vraag was die naar de verhouding
tussen goed en kwaad. Het aantrekkelijke aan voodoo is dat
het een godsdienst is die de rede nadrukkelijk te buiten
gaat. De wereld van het goddelijke leent zich ook voor het
redeloze en het kwaad. Goed en kwaad hebben allebei een plek.
Voor een westerling druist dat uitgangspunt in tegen het
idee dat religie per definitie verbonden hoort te zijn
met het goede. Mijn bezwaar tegen de islam en het christendom
is dat het ons zoveel regels oplegt. De monotheïstische
godsdiensten proberen het redeloze in religie, wat volgens
mij heel wezenlijk is, te temperen door de opgelegde ethiek
van de tien geboden of de vijf zuilen. Het protestantisme
spant wat dat betreft de kroon, dat is eigenlijk zo’n
bizarre godsdienst. Alle redeloze ritualistische elementen
zijn daar uit weggerationaliseerd. Ik vat dat op als een
poging om religie redelijk te maken en helemaal in het morele
te trekken.
Voodoo is aards en incorporeert zowel het goede als het slechte
en staat daarmee dichter bij het menselijke. Goed en kwaad
zijn een haarbreed van elkaar verwijderd, ze horen bij elkaar.
In religie of spiritualiteit zou dat op dezelfde manier moeten
werken en ik wilde nagaan hoe dat principe in de wereld van
de voodoo is uitgepakt.”
Voodoo lijkt in Benin de motor van het kwaad?
“Ik kwam er achter dat de destructieve kant van voodoo, het manipuleren
van goden en krachten om kwaad aan te richten, veel frequenter voorkwam dan
ik had aangenomen. Je hoort in Afrika altijd verhalen van mensen die naar een
maraboet of fetisjeur gaan om anderen iets aan te doen. Ik had dat nooit zo
serieus genomen. Maar vooral in het zuiden van Benin, waar voodoo vrij dominant
is, heerst een cultuur van angst en wantrouwen. Mensen zijn bang voor hun naaste.”
Vriendschap bestaat niet?
“Alleen bij uitzondering. Menselijk contact is in Benin gebaseerd op
achterdocht. Voodoo drijft voor een deel op kennis van planten en kruiden,
dus ook van giftige kruiden. Als je in Benin bij iemand op bezoek gaat, wordt
het water dat je bij binnenkomst te drinken krijgt voorgeproefd. Zo laat
de gastheer of gastvrouw zien dat er geen vergiftiging in het spel is.”
Komt dat wantrouwen niet voort uit overlevingsdrang, de
eeuwenoude competitie om het weinige dat beschikbaar is?
“Nee, want om te kunnen voortbestaan zou je ook met elkaar kunnen samenwerken.
Angst is een fundamentele menselijke emotie die de grondslag
of het drijvende element van oude religies vormt. Als
mens worstel je altijd met het principe: ik en de ander.
Je kunt die ander nooit kennen. Wanneer dat doorslaat naar
het negatieve, en angst is daar een stimulerende factor in,
dan wordt die ander iemand die gewantrouwd wordt. Iemand
waar je je tegen moet beschermen. Het gaat in oude Afrikaanse
godsdiensten altijd over bescherming. Al die amuletten,
al die fetisjen en toverdrankjes zijn er om je tegen iets
of iemand te beschermen. Het kwaad wordt gesitueerd in een
onzichtbare wereld waar allerlei krachten, geesten en demonen
huizen. Maar ook de medemens, de ander, is bedreigend. Wat
ik bijzonder schokkend vond, is dat het kwaad ook in de eigen
familie zit. Hekserij wordt vaak aan moeders en grootmoeders
toegeschreven. Voor een groot deel is dat projectie, maar
de gevolgen zijn desastreus.”
Dat is toch ook het gemakkelijkste, om de schuld
te geven aan mensen die je goed kent?
“Degenen die het dichtst bij je staan, berokkenen je vaak het meeste
leed. Ik heb dat in het boek willen demonstreren met het verhaal over de Beninse
ex-minnaar die ik met behulp van voodoo uit de weg wilde ruimen. Dat was een
vriend en geliefde die in een soort van doodsvijand veranderde. Je hoeft niet
uit Afrika te komen om je in te laten met zwarte magie. Dat soort neigingen
hebben we allemaal.”
Op
dat punt van uw boek dacht ik, nu wordt het spannend, iemand
uit onze cultuur gaat uittesten of die magie
echt werkt. Om begrijpelijke redenen heeft u de actie afgeblazen,
maar wat me verbaasde is dat de priester er in mee gaat.
Of je nu iets goeds of iets kwaads wilt, de klant is koning?
“Ja, voodoo is handel, het werkt volgens een marktmechanisme. De charlatans
verdienen daar geld aan. Ik zeg niet dat alle voodoopriesters en alle orakelpriesters
zich inlaten met het kwaad. Maar er zijn er genoeg om de markt te verpesten
en die hele cultuur van angst en wantrouwen in stand te houden. Ik zie dat
als een maatschappelijk probleem. Het blokkeert ontwikkelingen omdat mensen
niet met elkaar willen of durven samenwerken, maar voortdurend bezig zijn hun
eigen hachje zeker te stellen. Amuletje hier, offertje daar, dat schiet niet
op.”
De priester als huurmoordenaar?
“Ja, zo is het. Of het dan werkt of niet, dat vind ik in strikte zin
niet interessant. Het werkt omdat mensen er met elkaar in geloven.”
Het zijn vooral de machtelozen, de kanslozen die
zich met negatieve voodoo inlaten?
“Voodooaanhangers zijn voor het grootste deel analfabeten. Mensen die
slecht geïnformeerd zijn, weinig of geen opleiding hebben genoten, onvoldoende
geld hebben, en in een land leven waar de democratie nog maar net is uitgevonden.
De overheid en het rechtssysteem functioneren slecht, waar kun je verhaal halen?
De meeste Beniners hebben problemen op het niveau van alledag:
is er wel voldoende eten, mijn kind is ziek, ik heb geen
geld voor de begrafenis van mijn broer… Waar put je
de kracht uit om door te gaan, om je situatie te verbeteren?
Je hebt bijstand van buiten jezelf nodig, en daarbij kan
voodoo heel empowerend en constructief zijn. Een
ritueel kan helpen om te focussen op wat jij wilt. Anderzijds
kost voodoo geld, het geeft dus kracht maar put mensen ook
uit. Dat is een levensgroot dilemma.
Ik hou vast aan de Jungiaanse gedachte dat je het kwaad onder
ogen moet zien en moet zien te incorporeren in je eigen systeem.
Dan heb je het over de weg van zelfonderzoek en zelfkennis,
precies daar ontbreekt het aan in de voodoocultuur. Het kwaad
wordt in de buitenwereld geprojecteerd: het zijn de goden
die kwaad doen, het is de buurman die kwaad doet.”
Eigenlijk is er een verlosser nodig om de mensen
vrij te maken?
“Ja, en die verlosser ben je uiteindelijk zelf. Maar hoe die omslag in
Benin bewerkstelligd moet worden, daar heb ik geen antwoord op.”
Educatie?
“Zeker, maar ook meer rationaliteit. Daar ontbreekt het aan. Mensen geloven
blindelings in de meest onmogelijke dingen, terwijl ze toch beter af zouden
zijn als ze bepaalde zaken zouden bevragen, of minder letterlijk op zouden
vatten. Bij religie gaat het om een symbolische werkelijkheid die een afspiegeling
is van iets anders, misschien wel van een angst of een verlangen ergens diep
in onszelf. Iets meer kritische geest zou daarbij goed van pas komen.”
U
heeft zich laten initiëren in voodoo?
“Ik dacht: ik moet dit aangaan, ik zat op een dood spoor en had het gevoel
zelf ergens doorheen te moeten. Dat is gelukt, of gelukt is het goede woord
niet, het is me gegeven.”
Wat heeft het u gebracht? Meer inzicht in voodoo,
of in uzelf?
“In beiden. Eigenlijk zou je mijn boek kunnen lezen als een klassieke
mythische reis waar de hoofdpersoon door het duister naar het licht moet reizen.
Die een of ander kwaad moet overwinnen en daar vervolgens gelouterd uitkomt.
Ik verwoord het grotesk, maar dat is eigenlijk wat ik heb meegemaakt. Het monster
niet de rug toekeren, dat levert de overwinning op. Daar word je enorm vrolijker,
vrijer en lichter van. Een groter persoon, een groter mens. Een initiatie is
van oudsher een wedergeboorte die tot grotere rijkheid en inzicht leidt.”
Initiatie is iets voor het leven. Hoe gaat u er
in Nederland mee om?
“Ik heb in mijn huis een altaartje staan, met een aantal
rituele voorwerpen. Die vormen een symbolische representatie
van mijn wezenlijke zelf. En daar hoor ik aan te offeren. Ik
vind dat je die dingen niet al te letterlijk moet nemen, maar
ik neem ze wel serieus. Dus af en toe krijgt die kleine Legba
een plens palmolie over zich heen, vermengd met wat maïsmeel.
Een schootgodje, gezellig hoor!”
Het land van Legba
Marnel Breure
Uitgeverij Augustus, Amsterdam
288 pagina’s
18,90 euro
©
Matthijs Blonk/Indigo/november 2006 |