JOURNALISTIEK # Artikel
Water voor de hof van Eden Over de Madan, de inheemse bevolking van zuidoost Irak.
Verschenen in Indigo Nummer 2, 2004

 

Water voor de hof van Eden
door Matthijs Blonk

 

De Madan, of Moeras-Arabieren, zijn een inheems volk in het zuidoosten van Irak. Onder Saddam Hoessein werd hun moerassig leefgebied meer dan tien jaar lang steeds verder drooggelegd. Nu diens bewind is gevallen wordt naarstig getracht het gebied weer te bevloeien, zodat de Madan hun traditionele levenswijze kunnen hervatten. Maar de tijd dringt, elke dag dat het water uitblijft loopt het unieke ecosysteem grote schade op.

Jonge Moeras-Arabieren komen uit school
Foto:Chris Kutschera

In de huidige Irak vol chaos en geweld is er nauwelijks aandacht voor de weinig rooskleurige situatie van de Madan, of Moeras-Arabieren. Zij vertegenwoordigen een 5500 jaar oude cultuur die op dit moment in rap tempo dreigt te verdwijnen. De Madan leven in Mesopotamië, het bijbelse tweestromenland tussen de Eufraat en de Tigris. Ze zijn afstammelingen van de Sumeriërs, die er een van de oudste beschavingen vestigden.
Opgravingen, begin vorige eeuw, door de Britse archeoloog Sir Leonard Woolley, wijzen erop dat de bouwtechnieken en levenswijze van de Madan vrijwel identiek zijn aan die van hun Sumerische voorouders van 5500 jaar geleden. Deze bijzondere continuïteit, en hun op water gebaseerde cultuur en economie zijn een unicum in de wereld. Ook het ecosysteem van de moerassen is enig in zijn soort. Het huisvest zeldzame endemische flora en fauna. Drooglegging betekent een enorme milieuramp en het verlies van een onvervangbaar gebied dat van levensbelang is voor ondermeer de visstand en vogeltrek.

Nog maar enkele decennia geleden leefden de Madan ongestoord in hun door woestijn omgeven moeraslandschap, dat bestaat uit een doolhof van meren, kanalen, rietbanken en slibvlakten. Het heeft een omvang van 20.000 vierkante kilometer, bijna half zo groot als Nederland. Er groeien moerasgrassen zoals papyrus, lotus en qasab-riet, een bamboeachtig reuzengras dat een hoogte van 7,5 meter kan bereiken. Qasab is het basismateriaal voor de constructie van huizen, stallen en boten. Kenmerkend zijn de 'mudhif’s', gemeenschapshuizen die veel weg hebben van een kathedraal. Ze worden gebouwd op een geraamte van hoefijzervormige pilaren die bestaan uit bundels riet met aan de basis een dikte van 2,7 meter. Rieten kabels geven verband aan de constructie, die wordt bedekt met rietmatten. De ontdekkingsreiziger Wilfred Thesiger nam eens de maten van een mudhif en noteerde een lengte van 18 meter, een breedte van 6 en een hoogte van 5,5.

Interieur van een Mudhif
Foto Wilfred Thesiger
(met dank aan Curtis Brown Group ltd/Pitt Rivers Museum, University of Oxford)

Madan is een verzamelnaam voor verschillende clan’s als de Bani Assad, Bani Tamim, Albu-Hassan en Bani Lam, verwante groepen met onderling sterk verschillende levenswijzen. Sommigen houden zich voornamelijk bezig met vlechtwerk. Anderen leven nomadisch, zijn veehoeders of botenbouwers. Belangrijkste bestaansbronnen zijn visserij, jacht en het houden van buffels. Daarnaast worden rijst, gerst, maïs en tarwe geteeld. Het dieet van de Madan wordt aangevuld met dadels. Die vormen ook een belangrijk exportproduct, evenals rietmatten, manden en ander vlechtwerk.
De Madan leven in nederzettingen van rieten hutten die als lintbebouwing langs de waterwegen liggen, of op drijvende eilanden van riet. Ze verplaatsen zich vrijwel alleen per boot, en ook al het handelsverkeer vindt over het water plaats.

Transport over water
Foto: Chris Kutschera

Watersnood in de moerassen
De afgelopen vijftig jaar veranderde het tweestromenland meer dan in de 5500 jaar ervoor. Het begon met de bouw van stuwdammen in de Eufraat en Tigris (zie waterkader). De waterstand daalde en de periodieke overstroming van het gebied werd kleiner of bleef uit. De stagnerende toevoer verminderde de waterkwaliteit, die ook achteruit ging door een toenemende industriële vervuiling.

Een andere oorzaak voor de waterschaarste was de uitvoering van het Haigh Rapport, een Brits plan uit 1951. Daarin werd gesteld dat het verspilling was om water vrijelijk naar de moerassen te laten stromen. Het plan voorzag in een systeem van kanalen om het rivierwater naar de verzilte noordelijk gelegen landbouwgebieden te leiden. Het schone water zou het zout uitspoelen om vervolgens door een breed kanaal naar de Shatt al-Arab bij Basra te worden afgevoerd. Diverse bedrijven, waaronder het Nederlandse Nedeco, voltooiden delen van dit ‘Derde Rivier Project’, en vanaf de jaren tachtig had dit zichtbaar effect op de waterstand in de moerassen.

De drooglegging in de laatste twaalf jaar heeft echter een politieke achtergrond. Al in 1988, na de beëindiging van de oorlog met Iran, zon Saddam Hoessein op wraak tegen de binnenlandse oppositie (zie kader Irak). Daartoe rekende hij ook de Madan die deel uit maken van de shi’ieten. Met 57% vormen de shi’ieten een meerderheidsgroepering in Irak. Bovendien zijn zij religieus georiënteerd op het eveneens shi’ietische Iran.

Met hun dichte rietbedden en slechts enkele meters zicht, waren de moerassen een moeilijk toegankelijk bastion en van oudsher een veilige schuilplaats. Ook tijdens en na de oorlog tegen Iran verscholen zich duizenden deserteurs en opstandelingen in de moerassen, of gebruikten het gebied als uitvalsbasis voor hun verzet. December 1988 besloot het centrale bewind tot een grootschalige zuiveringscampagne in de moerassen. Enkele steekwoorden uit het plan spreken voor zich: opblazen en verbranden van huizen, economische blokkade, vergiftiging van het water, deportatie van de bevolking, en het droogleggen van de moerassen. De Baath-partijkrant typeerde de Madan als “primitievelingen met donkere apengezichten, geen echte Iraki’s, maar een immoreel arrogant volk met hoerige vrouwen’.

Drijvend Madandorp in de jaren zeventig
Foto: Chris Wheeler

De droogleggingscampagne raakte in een stroomversnelling na de beëindiging van de Golfoorlog, begin 1991, en het neerslaan van de shi’ietische intifada die daarop volgde. Ondanks de enorme oorlogsschade en de schaarste vanwege de sancties tegen Irak, gaf Saddam Hoessein voorrang aan de voltooiing van het Britse plan. De 565 kilometer lange ‘Derde rivier’ werd eind 1992 in gebruik genomen en moest 1,5 miljoen hectare land ontzilten en daarmee een impuls geven aan de voedselproductie. Dit laatste bleek een propagandistische dekmantel voor de drooglegging; het bouwland was acht jaar later nog altijd niet in gebruik genomen.

Bijna al het water van de Eufraat vloeide nu door de ‘Derde rivier’. Daarmee blokkeerde de regering de toevoer in tweederde van de moerassen. Direct werd een nieuwe drainagecampagne gestart en begonnen met de constructie van vier grote kanalen, met fraaie namen als het Moeder Aller Oorlogenkanaal en het Kroon Aller Veldslagenkanaal.

De Madan begrepen dat drooglegging van de moerassen het einde van hun levenswijze inluidde en kwamen juni 1991 in opstand. Het leger sloeg hard terug en vermoordde willekeurig duizenden ongewapende burgers. In april 1992 openden veiligheidstroepen een nieuw offensief, mede omdat de door Iran gesteunde Badr Brigade de moerassen als uitvalsbasis gebruikte. Als verjaardagscadeau beloofde de legertop Saddam Hoessein ‘de sleutel van de moerassen’.

De campagne zou jaren voortduren en stond in 1998 tijdelijk onder bevel van Qusay Hoessein, zoon van de president. Alles leek geoorloofd. Dorpen werden platgebrand. Het riet werd aangestoken. Dadelplantages geveld en vee doodgeschoten. Het leger voerde gasaanvallen uit, legde mijnen en zette fosfor- en napalmbommen in tegen de burgerbevolking. Dit alles voltrok zich onder het wakend oog van de geallieerden. Hun vliegtuigen vlogen weliswaar laag over, maar ondernamen niets anders dan het filmen van de gebeurtenissen en de transformatie van het landschap, die zich razendsnel voltrok. Al in de eerste helft van de jaren negentig was eenderde van het riet verdwenen en vijf jaar later meer dan de helft.

Door de lage waterstanden werd varen en vissen onmogelijk
De Madan konden door de lage waterstand hun kano’s niet meer gebruiken. Terwijl voorheen 90% van de vis in Irak uit de moerassen kwam, was visserij nu onmogelijk. Bronnen verziltten. De grond en de rietbedden droogden uit, waardoor er geen voedsel voor de buffels meer was. Meren vielen droog en veranderden in zoutvlaktes.

Vooral vrouwen en kinderen bleven in het gebied achter. De mannen hielden zich schuil, waren gevlucht of gedood. De algemene schaarste maakte het moeilijk om de hete zomers te overleven. Gebrek aan schoon water leidde tot uitbraak van cholera en chronische diaree. De verwoesting van hun omgeving en de voortdurende terreurcampagnes dwongen de Madan om te vertrekken. Er volgde een jarenlange exodus. Wie bleef, liep het risico te worden vermoord, gearresteerd of gemarteld.

Om ‘goede burgers van hen te maken’ zijn ongeveer 100.000 Moeras-Arabieren gedeporteerd en verspreid over Irak. Een deel van hen werd ondergebracht in speciaal gebouwde dorpen van betonnen huizen. Volgens Human Right Watch is de populatie in de moerassen vanaf 1990 teruggelopen van 250.000 tot 20.000. Ongeveer 100.000 mensen vluchtten naar Iran, waar naar schatting de helft van hen in kampen verblijft. In 1996 was het landschap al zo veranderd dat het geen bescherming meer bood aan het verzet. Afgezien van ongeveer 1000 vierkante kilometer in het grensgebied met Iran, was in 1999 de drooglegging vrijwel compleet.

Voor journalisten waren de door het leger omsingelde moerasgebieden te gevaarlijk, zodat de gebeurtenissen grotendeels aan de buitenwereld ontgingen. Wel was de verandering van het gebied goed te volgen op satellietopnamen. De drooglegging had een klimaatverschuiving tot gevolg, de temperatuur steeg met gemiddeld 5 graden, er viel minder regen en het gebied veranderde in woestijn. Binnen tien jaar tijd was een uniek ecosysteem en het grootste moeras van Eurazië vrijwel geheel gedegradeerd.

Opnieuw worden er Mudhifs gebouwd
Foto: Chris Kutschera

Hestel van de moerassen
Het is niet realistisch te denken dat de oude situatie kan terugkeren en de Madan hun traditionele levenswijze weer kunnen opnemen. De vraag is zelfs of dat wenselijk is. Hun bestaan was hard en zonder comfort. Er bestond veel onveiligheid door onderlinge rivaliteit van de clans, die tot veelvuldige bloedwraak aanleiding gaf.
Er zijn specialisten die menen dat door de beperkte watertoevoer er voor hooguit 20% van het gebied uitzicht is op herstel. Dat zou gepaard moeten gaan met internationale waterafspraken, waarbij voor Turkije een sleutelpositie is weggelegd. Tegelijkertijd moeten er tal van problemen in de moerassen worden opgelost.

Anneke van Ammelrooy werkt in Irak voor Civil Pillar, een centrum dat een startbudgetten verstrekt aan nieuwe verenigingen, vakbonden, ngo’s etc. Ze vertelt dat de werkloosheid hoog is en nog maar weinig mensen hun gewone bestaan hervat hebben. Wel keren er veel mensen naar de moerassen terug. “De betondorpen die Saddam voor hen had gebouwd lijken grotendeels verlaten, dat is een goed teken”.

Een punt van zorg is de slechte waterkwaliteit. Het is te zout, en mensen klagen dat ze drinkwater moeten kopen voor zichzelf en de buffels. Er is gebrek aan medische zorg en aan scholen. Ook moet er snel een oplossing komen voor de mensen die soms al tien jaar een verpauperd bestaan leiden in Iraanse vluchtelingenkampen. Ze zijn gedemoraliseerd en de stammenstructuur is uiteen gevallen. Velen denken met heimwee aan de ‘paradijselijke situatie’ van twintig jaar geleden en willen terug.

De mensen die nog in de regio woonden zijn begonnen met het herstel van de watertoevoer. Direct na de bevrijding werd de dam vernield die water naar het ‘Moeder aller oorlogen’ kanaal leidde. Bij Hawr Al-Awdah werd een pompstation uitgeschakeld. In het zuiden zijn dijken doorgebroken waardoor, met de getijden, brak water de moerassen instroomt. Ieder voor zich probeert water naar zijn omgeving te leiden. “Hier en daar zijn dijken doorgestoken en is soms, treurig voor de niet-geconsulteerde boerenfamilie, het land met de hele oogst plus het huis onder water gezet”, zegt Anneke van Ammelrooy.

Azzam Alwash heeft er begrip voor dat het gebeurt maar hij vindt het een verkeerde werkwijze. “Plaatselijk is veel vervuiling achtergebleven zoals zware metalen, bestrijdingsmiddelen, mijnen en zout. Ongecontroleerde overstroming zal de verontreiniging verspreiden en kan de situatie juist verslechteren”. Alwash is ingenieur en milieuactivist. Hij bracht zijn jeugd door in Nasseriya, aan de rand van de moerassen en week in 1978 uit naar de V.S. Namens de Iraq Foundation werkt hij met steun van USAID, het Amerikaanse departement van ontwikkelingssamenwerking, aan het ‘Eden Again Project’. Alwash vindt dat er snel gereageerd moet worden om het eigenmachtig handelen van terugkerende Madan voor te zijn. “Het lukraak openzetten van dammen kan een averechts effect hebben. Zonder goede afvloeiing ontstaat er snel verzilting”, zegt hij in een email - interview met Indigo.

Ook hij bevindt zich op dit moment in Irak en is juist terug van een inspectietocht door het gebied. De Iraq Foundation vermoedt dat ongeveer de helft van de Madan zullen terugkeren. “Maar dat is een slag in de lucht”, geeft Alwash toe. “We moeten het afwachten, de mensen zullen stemmen met hun voeten. Hoe meer Madan terugkeren, des te groter het gebied dat hersteld zal worden”. Alwash vindt niet dat dit overgelaten kan worden aan de Madan, al eeuwenlang bij uitstek de waterspecialisten van de regio. “Natuurlijk zullen we ze consulteren, maar pas als we oplossingen hebben gevonden en er keuzes zijn gemaakt.

Dat is de strategie van Center for the Restoration of Iraqi Marshes. De problemen zijn complex. Neem het kunstmatig instellen van de jaarlijkse overstroming. Dat is niet eenvoudig met alle dammen in de bovenloop. Bovendien is de waterkwaliteit slecht omdat de rivieren als openriool gebruikt worden. Zorgvuldige distributie van de beschikbare voorraad is het belangrijkste. Er moet vooral water naar de diepe centrale moerassen, waardoor de wisselwerking tussen de Huwaizeh moerassen aan de Iraanse grens en de Hammar moerassen in het centrum wordt hersteld”.

Alwash verwacht dat het werk niet erg kostbaar hoeft te zijn. “Door het gebruik van lokale arbeid en zonder grote machines zal er hooguit enkele tientallen miljoenen euro nodig zijn. Essentieel is om een breed draagvlak te creëren zodat er samenwerking ontstaat tussen de bevolking, lokale overheden, en wetenschappers van de Universiteit van Basra”. Hij ziet herstel als een genezingsproces met een belangrijke symbolische waarde. Maar hoe serieus wordt die brede steun onder de bevolking nagestreefd? Volgens Anneke van Ammelrooy hebben de Madan wel pogingen gedaan om zich te organiseren. Maar door gebrek aan interesse van buitenlandse organisaties als USAID vallen die initiatieven weer uiteen.

Kaartjes op basis van satelietopnamen in 1973 en 2000

Een jaar na de val van Saddam Hoessein verkeert Irak in een onzekere overgangsfase die vooral veel vragen oproept. Zullen de Madan binnenkort aanspraak kunnen maken op landrechten? Zijn er garanties dat de belangen van de bevolking niet ondergeschikt worden gemaakt aan grote economische krachten? Zo is een belangrijke redenen om niet het gehele gebied opnieuw te bevloeien de aanwezigheid van negentien olievelden onder de moerassen, waarvan vier met een enorm potentieel. Wie gaat die straks beheren?

Nu steeds duidelijker wordt dat de oorlog op twijfelachtige gronden is begonnen, kun je vraagtekens zetten bij de motieven van de bezettingsmacht.
Het is opmerkelijk dat de VS jaren aan de zijlijn toekeken hoe Saddam Hoessein de moerassen vernielde, maar nu plotseling overbezorgd reageren en zich sterk maken voor de Madan, een relatief kleine groep Iraki’s. In het algemeen is het opmerkelijk dat de VS en de Britten eerst Irak’s infrastructuur kapot bombardeerden en vervolgens via USAID lucratieve herbouwcontracten toekennen aan grote bedrijven als Halliburton en Bechtel, ondernemingen die vaak directe banden met Amerikaanse regeringskringen hebben.

Paul Bremer, de Amerikaanse bewindvoerder in Irak, stelde in september 2003 ‘Order 39’ in werking. Daarmee is het voor buitenlandse investeerders mogelijk de Iraakse staatsbedrijven te privatiseren, en wel tot 100%, waar doorgaans 49% het maximum is. Veel Irakezen beschouwen dit als de uitverkoop van hun overheidsbedrijven, temeer omdat de opbrengsten vrij het land uitgevoerd mogen worden. En wie zal uiteindelijk het water in Zuid-Irak beheren? In plaats van een pijpleiding uit Turkije kun je het water natuurlijk gewoon via de rivieren laten stromen, en het vervolgens voor verkoop aftappen uit de moerassen. Bechtel, dat in opdracht van USAID werkt aan de gemeentelijke drinkwatervoorziening en een zoetwaterkanaal bij Basra, heeft zich al eerder (Bolivia, 1999) beziggehouden met privatisering van drinkwater. Alwash wuift mogelijke plannen voor commerciële waterexploitatie weg als wilde geruchten. Anneke van Ammelrooy vindt de handel in water “een mooie gedachte en ook verstandig voor goede relaties met de buurlanden. Ik hoop wel dat de Iraki's de kans krijgen eerst aan zichzelf te denken...”

© Matthijs Blonk/Indigo/2004

Terug naar Journalistiek Top