Water
voor de hof van Eden
door Matthijs Blonk
De
Madan, of Moeras-Arabieren, zijn een inheems volk
in het zuidoosten van Irak. Onder Saddam Hoessein
werd hun moerassig leefgebied meer dan tien jaar
lang steeds verder drooggelegd. Nu diens bewind is
gevallen wordt naarstig getracht het gebied weer
te bevloeien, zodat de Madan hun traditionele levenswijze
kunnen hervatten. Maar de tijd dringt, elke dag dat
het water uitblijft loopt het unieke ecosysteem grote
schade op. |
|
Jonge
Moeras-Arabieren komen
uit school
Foto:Chris Kutschera |
In
de huidige Irak vol chaos en geweld is er nauwelijks aandacht
voor de weinig rooskleurige situatie van de Madan, of Moeras-Arabieren.
Zij vertegenwoordigen een 5500 jaar oude cultuur die op dit
moment in rap tempo dreigt te verdwijnen. De Madan leven in
Mesopotamië, het bijbelse tweestromenland tussen de Eufraat
en de Tigris. Ze zijn afstammelingen van de Sumeriërs,
die er een van de oudste beschavingen vestigden.
Opgravingen, begin vorige eeuw, door de Britse archeoloog
Sir Leonard Woolley, wijzen erop dat de bouwtechnieken en
levenswijze van de Madan vrijwel identiek zijn aan die van
hun Sumerische voorouders van 5500 jaar geleden. Deze bijzondere
continuïteit, en hun op water gebaseerde cultuur en economie
zijn een unicum in de wereld. Ook het ecosysteem van de moerassen
is enig in zijn soort. Het huisvest zeldzame endemische flora
en fauna. Drooglegging betekent een enorme milieuramp en het
verlies van een onvervangbaar gebied dat van levensbelang
is voor ondermeer de visstand en vogeltrek.
Nog maar enkele decennia geleden leefden de Madan ongestoord
in hun door woestijn omgeven moeraslandschap, dat bestaat
uit een doolhof van meren, kanalen, rietbanken en slibvlakten.
Het heeft een omvang van 20.000 vierkante kilometer, bijna
half zo groot als Nederland. Er groeien moerasgrassen zoals
papyrus, lotus en qasab-riet, een bamboeachtig reuzengras
dat een hoogte van 7,5 meter kan bereiken. Qasab is het basismateriaal
voor de constructie van huizen, stallen en boten. Kenmerkend
zijn de 'mudhif’s', gemeenschapshuizen die veel weg
hebben van een kathedraal. Ze worden gebouwd op een geraamte
van hoefijzervormige pilaren die bestaan uit bundels riet
met aan de basis een dikte van 2,7 meter. Rieten kabels geven
verband aan de constructie, die wordt bedekt met rietmatten.
De ontdekkingsreiziger Wilfred Thesiger nam eens de maten
van een mudhif en noteerde een lengte van 18 meter, een breedte
van 6 en een hoogte van 5,5.
|
Interieur
van een Mudhif
Foto Wilfred Thesiger
(met dank aan Curtis Brown Group ltd/Pitt Rivers Museum,
University of Oxford) |
Madan
is een verzamelnaam voor verschillende clan’s als de
Bani Assad, Bani Tamim, Albu-Hassan en Bani Lam, verwante
groepen met onderling sterk verschillende levenswijzen. Sommigen
houden zich voornamelijk bezig met vlechtwerk. Anderen leven
nomadisch, zijn veehoeders of botenbouwers. Belangrijkste
bestaansbronnen zijn visserij, jacht en het houden van buffels.
Daarnaast worden rijst, gerst, maïs en tarwe geteeld.
Het dieet van de Madan wordt aangevuld met dadels. Die vormen
ook een belangrijk exportproduct, evenals rietmatten, manden
en ander vlechtwerk.
De Madan leven in nederzettingen van rieten hutten die als
lintbebouwing langs de waterwegen liggen, of op drijvende
eilanden van riet. Ze verplaatsen zich vrijwel alleen per
boot, en ook al het handelsverkeer vindt over het water plaats.
|
Transport
over water
Foto: Chris Kutschera |
Watersnood
in de moerassen
De afgelopen vijftig jaar veranderde het tweestromenland
meer dan in de 5500 jaar ervoor. Het begon met de bouw van
stuwdammen in de Eufraat en Tigris (zie
waterkader). De waterstand daalde en de
periodieke overstroming van het gebied werd kleiner of bleef
uit. De stagnerende toevoer verminderde de waterkwaliteit,
die ook achteruit ging door een toenemende industriële
vervuiling.
Een
andere oorzaak voor de waterschaarste was de uitvoering van
het Haigh Rapport, een Brits plan uit 1951. Daarin werd gesteld
dat het verspilling was om water vrijelijk naar de moerassen
te laten stromen. Het plan voorzag in een systeem van kanalen
om het rivierwater naar de verzilte noordelijk gelegen landbouwgebieden
te leiden. Het schone water zou het zout uitspoelen om vervolgens
door een breed kanaal naar de Shatt al-Arab bij Basra te
worden afgevoerd. Diverse bedrijven, waaronder het Nederlandse
Nedeco, voltooiden delen van dit
‘Derde Rivier Project’, en vanaf de jaren tachtig
had dit zichtbaar effect op de waterstand in de moerassen.
De
drooglegging in de laatste twaalf jaar heeft echter een politieke
achtergrond. Al in 1988, na de beëindiging
van de oorlog met Iran, zon Saddam Hoessein op wraak tegen
de binnenlandse oppositie (zie
kader Irak). Daartoe rekende hij ook de Madan
die deel uit maken van de shi’ieten. Met 57% vormen
de shi’ieten een meerderheidsgroepering in Irak. Bovendien
zijn zij religieus georiënteerd op het eveneens shi’ietische
Iran.
Met hun dichte rietbedden en slechts enkele meters zicht,
waren de moerassen een moeilijk toegankelijk bastion en van
oudsher een veilige schuilplaats. Ook tijdens en na de oorlog
tegen Iran verscholen zich duizenden deserteurs en opstandelingen
in de moerassen, of gebruikten het gebied als uitvalsbasis
voor hun verzet. December 1988 besloot het centrale bewind
tot een grootschalige zuiveringscampagne in de moerassen.
Enkele steekwoorden uit het plan spreken voor zich: opblazen
en verbranden van huizen, economische blokkade, vergiftiging
van het water, deportatie van de bevolking, en het droogleggen
van de moerassen. De Baath-partijkrant typeerde de Madan
als
“primitievelingen met donkere apengezichten, geen echte
Iraki’s, maar een immoreel arrogant volk met hoerige
vrouwen’.
Drijvend
Madandorp in de jaren zeventig
Foto: Chris Wheeler | |
De
droogleggingscampagne raakte in een stroomversnelling na
de beëindiging van de Golfoorlog, begin 1991, en het
neerslaan van de shi’ietische intifada die daarop
volgde. Ondanks de enorme oorlogsschade en de schaarste
vanwege de sancties tegen Irak, gaf Saddam Hoessein voorrang
aan de voltooiing van het Britse plan. De 565 kilometer
lange ‘Derde rivier’
werd eind 1992 in gebruik genomen en moest 1,5 miljoen hectare
land ontzilten en daarmee een impuls geven aan de voedselproductie.
Dit laatste bleek een propagandistische dekmantel voor de
drooglegging; het bouwland was acht jaar later nog altijd
niet in gebruik genomen.
Bijna
al het water van de Eufraat vloeide nu door de ‘Derde rivier’. Daarmee blokkeerde
de regering de toevoer in tweederde van de moerassen. Direct
werd een nieuwe drainagecampagne gestart en begonnen met
de constructie van vier grote kanalen, met fraaie namen als
het Moeder Aller Oorlogenkanaal en het Kroon Aller Veldslagenkanaal.
De
Madan begrepen dat drooglegging van de moerassen het einde
van hun levenswijze inluidde en kwamen juni 1991 in opstand. Het leger sloeg
hard terug en vermoordde willekeurig duizenden ongewapende burgers. In april
1992 openden veiligheidstroepen een nieuw offensief, mede omdat de door Iran
gesteunde Badr Brigade de moerassen als uitvalsbasis gebruikte. Als verjaardagscadeau
beloofde de legertop Saddam Hoessein ‘de sleutel van
de moerassen’.
De
campagne zou jaren voortduren en stond in 1998 tijdelijk
onder bevel van Qusay Hoessein, zoon van de president.
Alles leek geoorloofd. Dorpen werden platgebrand. Het riet
werd aangestoken. Dadelplantages geveld en vee doodgeschoten.
Het leger voerde gasaanvallen uit, legde mijnen en zette
fosfor- en napalmbommen in tegen de burgerbevolking. Dit
alles voltrok zich onder het wakend oog van de geallieerden.
Hun vliegtuigen vlogen weliswaar laag over, maar ondernamen
niets anders dan het filmen van de gebeurtenissen en de transformatie
van het landschap, die zich razendsnel voltrok. Al in de
eerste helft van de jaren negentig was eenderde van het riet
verdwenen en vijf jaar later meer dan de helft.
Door de lage waterstanden werd
varen en vissen onmogelijk
De
Madan konden door de lage waterstand hun kano’s niet
meer gebruiken. Terwijl voorheen 90% van de vis in Irak
uit de moerassen kwam, was visserij nu onmogelijk. Bronnen
verziltten. De grond en de rietbedden droogden uit, waardoor
er geen voedsel voor de buffels meer was. Meren vielen
droog en veranderden in zoutvlaktes.
Vooral
vrouwen en kinderen bleven in het gebied achter. De mannen
hielden zich schuil, waren gevlucht of gedood. De algemene
schaarste maakte het moeilijk om de hete zomers te overleven.
Gebrek aan schoon water leidde tot uitbraak van cholera
en chronische diaree. De verwoesting van hun omgeving en
de voortdurende terreurcampagnes dwongen de Madan om te
vertrekken. Er volgde een jarenlange exodus. Wie bleef,
liep het risico te worden vermoord, gearresteerd of gemarteld.
Om ‘goede
burgers van hen te maken’ zijn ongeveer 100.000
Moeras-Arabieren gedeporteerd en verspreid over Irak. Een
deel van hen werd ondergebracht in speciaal gebouwde dorpen
van betonnen huizen. Volgens Human Right Watch is de populatie
in de moerassen vanaf 1990 teruggelopen van 250.000 tot
20.000. Ongeveer 100.000 mensen vluchtten naar Iran, waar
naar schatting de helft van hen in kampen verblijft. In
1996 was het landschap al zo veranderd dat het geen bescherming
meer bood aan het verzet. Afgezien van ongeveer 1000 vierkante
kilometer in het grensgebied met Iran, was in 1999 de drooglegging
vrijwel compleet.
Voor journalisten waren de door het
leger omsingelde moerasgebieden te gevaarlijk, zodat de gebeurtenissen
grotendeels aan de buitenwereld ontgingen. Wel was de verandering
van het gebied goed te volgen op satellietopnamen. De drooglegging
had een klimaatverschuiving tot gevolg, de temperatuur steeg
met gemiddeld 5 graden, er viel minder regen en het gebied
veranderde in woestijn. Binnen tien jaar tijd was een uniek
ecosysteem en het grootste moeras van Eurazië vrijwel
geheel gedegradeerd.
|
Opnieuw
worden er Mudhifs gebouwd
Foto: Chris Kutschera |
Hestel
van de moerassen
Het is niet realistisch te denken dat de oude situatie kan
terugkeren en de Madan hun traditionele levenswijze weer
kunnen opnemen. De vraag is zelfs of dat wenselijk is. Hun
bestaan was hard en zonder comfort. Er bestond veel onveiligheid
door onderlinge rivaliteit van de clans, die tot veelvuldige
bloedwraak aanleiding gaf.
Er zijn specialisten die menen dat door de beperkte watertoevoer
er voor hooguit 20% van het gebied uitzicht is op herstel.
Dat zou gepaard moeten gaan met internationale waterafspraken,
waarbij voor Turkije een sleutelpositie is weggelegd. Tegelijkertijd
moeten er tal van problemen in de moerassen worden opgelost.
Anneke
van Ammelrooy werkt in Irak voor Civil Pillar, een centrum
dat een startbudgetten verstrekt aan nieuwe verenigingen,
vakbonden, ngo’s etc. Ze vertelt dat de werkloosheid
hoog is en nog maar weinig mensen hun gewone bestaan hervat
hebben. Wel keren er veel mensen naar de moerassen terug.
“De betondorpen die Saddam voor hen had gebouwd lijken
grotendeels verlaten, dat is een goed teken”.
Een punt van zorg is de slechte waterkwaliteit. Het is te zout, en mensen klagen
dat ze drinkwater moeten kopen voor zichzelf en de buffels. Er is gebrek aan
medische zorg en aan scholen. Ook moet er snel een oplossing komen voor de mensen
die soms al tien jaar een verpauperd bestaan leiden in Iraanse vluchtelingenkampen.
Ze zijn gedemoraliseerd en de stammenstructuur is uiteen gevallen. Velen denken
met heimwee aan de ‘paradijselijke situatie’ van twintig jaar geleden
en willen terug.
De mensen die nog in de regio woonden zijn begonnen met het herstel van de watertoevoer.
Direct na de bevrijding werd de dam vernield die water naar het ‘Moeder
aller oorlogen’
kanaal leidde. Bij Hawr Al-Awdah werd een pompstation uitgeschakeld.
In het zuiden zijn dijken doorgebroken waardoor, met de getijden,
brak water de moerassen instroomt. Ieder voor zich probeert
water naar zijn omgeving te leiden. “Hier en daar zijn
dijken doorgestoken en is soms, treurig voor de niet-geconsulteerde
boerenfamilie, het land met de hele oogst plus het huis onder
water gezet”, zegt Anneke van Ammelrooy.
Azzam
Alwash heeft er begrip voor dat het gebeurt maar hij vindt
het een verkeerde werkwijze. “Plaatselijk is veel
vervuiling achtergebleven zoals zware metalen, bestrijdingsmiddelen,
mijnen en zout. Ongecontroleerde overstroming zal de verontreiniging
verspreiden en kan de situatie juist verslechteren”.
Alwash is ingenieur en milieuactivist. Hij bracht zijn
jeugd door in Nasseriya, aan de rand van de moerassen en
week in 1978 uit naar de V.S. Namens de Iraq Foundation
werkt hij met steun van USAID, het Amerikaanse departement
van ontwikkelingssamenwerking, aan het ‘Eden Again
Project’. Alwash vindt dat er snel gereageerd moet
worden om het eigenmachtig handelen van terugkerende Madan
voor te zijn. “Het lukraak openzetten van dammen
kan een averechts effect hebben. Zonder goede afvloeiing
ontstaat er snel verzilting”, zegt hij in een email
- interview met Indigo.
Ook
hij bevindt zich op dit moment in Irak en is juist terug
van een inspectietocht door het gebied. De Iraq Foundation
vermoedt dat ongeveer de helft van de Madan zullen terugkeren. “Maar
dat is een slag in de lucht”, geeft Alwash toe. “We
moeten het afwachten, de mensen zullen stemmen met hun
voeten. Hoe meer Madan terugkeren, des te groter het gebied
dat hersteld zal worden”. Alwash vindt niet dat dit
overgelaten kan worden aan de Madan, al eeuwenlang bij
uitstek de waterspecialisten van de regio. “Natuurlijk
zullen we ze consulteren, maar pas als we oplossingen hebben
gevonden en er keuzes zijn gemaakt.
Dat
is de strategie van Center for the Restoration of Iraqi
Marshes. De problemen zijn complex. Neem het kunstmatig
instellen van de jaarlijkse overstroming. Dat is niet eenvoudig
met alle dammen in de bovenloop. Bovendien is de waterkwaliteit
slecht omdat de rivieren als openriool gebruikt worden.
Zorgvuldige distributie van de beschikbare voorraad is
het belangrijkste. Er moet vooral water naar de diepe centrale
moerassen, waardoor de wisselwerking tussen de Huwaizeh
moerassen aan de Iraanse grens en de Hammar moerassen in
het centrum wordt hersteld”.
Alwash verwacht dat het werk niet erg kostbaar hoeft te zijn.
“Door het gebruik van lokale arbeid en zonder grote
machines zal er hooguit enkele tientallen miljoenen euro
nodig zijn. Essentieel is om een breed draagvlak te creëren
zodat er samenwerking ontstaat tussen de bevolking, lokale
overheden, en wetenschappers van de Universiteit van Basra”.
Hij ziet herstel als een genezingsproces met een belangrijke
symbolische waarde. Maar hoe serieus wordt die brede steun
onder de bevolking nagestreefd? Volgens Anneke van Ammelrooy
hebben de Madan wel pogingen gedaan om zich te organiseren.
Maar door gebrek aan interesse van buitenlandse organisaties
als USAID vallen die initiatieven weer uiteen.
|
Kaartjes
op basis van satelietopnamen in 1973 en 2000 |
Een
jaar na de val van Saddam Hoessein verkeert Irak in een onzekere
overgangsfase die vooral veel vragen oproept. Zullen de Madan
binnenkort aanspraak kunnen maken op landrechten? Zijn er
garanties dat de belangen van de bevolking niet ondergeschikt
worden gemaakt aan grote economische krachten? Zo is een belangrijke
redenen om niet het gehele gebied opnieuw te bevloeien de
aanwezigheid van negentien olievelden onder de moerassen,
waarvan vier met een enorm potentieel. Wie gaat die straks
beheren?
Nu steeds duidelijker wordt dat de oorlog op twijfelachtige
gronden is begonnen, kun je vraagtekens zetten bij de motieven
van de bezettingsmacht.
Het is opmerkelijk dat de VS jaren aan de zijlijn toekeken
hoe Saddam Hoessein de moerassen vernielde, maar nu plotseling
overbezorgd reageren en zich sterk maken voor de Madan, een
relatief kleine groep Iraki’s. In het algemeen is het
opmerkelijk dat de VS en de Britten eerst Irak’s infrastructuur
kapot bombardeerden en vervolgens via USAID lucratieve herbouwcontracten
toekennen aan grote bedrijven als Halliburton en Bechtel,
ondernemingen die vaak directe banden met Amerikaanse regeringskringen
hebben.
Paul Bremer, de Amerikaanse bewindvoerder in Irak, stelde
in september 2003 ‘Order 39’ in werking. Daarmee
is het voor buitenlandse investeerders mogelijk de Iraakse
staatsbedrijven te privatiseren, en wel tot 100%, waar doorgaans
49% het maximum is. Veel Irakezen beschouwen dit als de uitverkoop
van hun overheidsbedrijven, temeer omdat de opbrengsten vrij
het land uitgevoerd mogen worden. En wie zal uiteindelijk
het water in Zuid-Irak beheren? In plaats van een pijpleiding
uit Turkije kun je het water natuurlijk gewoon via de rivieren
laten stromen, en het vervolgens voor verkoop aftappen uit
de moerassen. Bechtel, dat in opdracht van USAID werkt aan
de gemeentelijke drinkwatervoorziening en een zoetwaterkanaal
bij Basra, heeft zich al eerder (Bolivia, 1999) beziggehouden
met privatisering van drinkwater. Alwash wuift mogelijke plannen
voor commerciële waterexploitatie weg als wilde geruchten.
Anneke van Ammelrooy vindt de handel in water “een mooie
gedachte en ook verstandig voor goede relaties met de buurlanden.
Ik hoop wel dat de Iraki's de kans krijgen eerst aan zichzelf
te denken...”
©
Matthijs Blonk/Indigo/2004 |