JOURNALISTIEK # Boekbespreking
Woestijnnomaden - Arita Baaijens over een kamelentocht door Sudan
Verschenen in Indigo
Nummer 6, 2003

 

 

Woestijnnomaden
Trektocht door Sudan
Arita Baaijens
Uitgeverij Contact, Amsterdam, 2003
ISBN 90 254 02127
255 blz.

Woestijnnomaden
door Matthijs Blonk

De eerste twee boeken van Arita Baaijens speelden zich af in Egypte. Zij trok er met kamelen door de Westelijke Woestijn, en beschreef het dagelijks leven in het woestijngehucht Farafra. Haar passie voor woestijn en kamelen moest wel leiden tot een bezoek aan Soedan, leverancier van de tienduizenden slachtkamelen die jaarlijks hun leven eindigen op het hakblok van Egyptische slagers.

Woestijnnomaden, haar nieuwste boek, gaat over een kamelentocht door Darfur, een provincie vijfhonderd kilometer westelijk van de Soedanese hoofdstad Khartoum. Darfur is tijdens de Engelse overheersing (1916 - 1955) bij Soedan ingelijfd. Het is een regio die al dertig jaar te maken heeft met uitzonderlijke droogte. Bij gebrek aan neerslag (allah’s zaad) verliezen herders hun kuddes en is landbouw een moeizaam proces. Veel mensen zoeken hun heil elders, en de achterblijvers betwisten elkaar het recht op de schaarse waterbronnen en weidegrond. Op enige steun van het bewind in Khartoum hoeven de in stamverband levende woestijnbewoners niet te rekenen. In tegendeel, de eerste helft van dit jaar voerde het leger oorlog tegen ‘rebellen’ in Darfur, wat gepaard ging met veel vernielingen en geweld tegen de bevolking.

Dat gebeurde nádat Arita Baaijens door de provincie reisde. Zij stelde zich tot doel een paar ruïnesteden op te sporen en een oase te bezoeken, ronselde drie begeleiders en begon aan haar onderneming. Ze komt in contact met etnische groepen als de Berti de Meibob en de Kababish. De onderlinge rivaliteit en het stelen van elkaars vee maken dat de stammen een wantrouwige relatie onderhouden. De Meibob zijn kamelennomaden die neerkijken op de Berti, landbouwers, die ze 'stomme kuilengravers' noemen. Maar gedwongen door de droogte verbouwen ze zelf ook gierst. De Meibob kwamen pas laat in contact met de islam. Ze hebben een opvallend coulante houding tegen overspel, zelfs als daar kinderen uit voortkomen. Bij een heterdaad dient de bezoekende partij ten teken van respect het huis uit te vluchten. Deze gewoonte is een residu van tradities uit de pre-islamitisch tijd. Dat zijn aardige dingen om te weten, maar een manco van het boek is dat ze dun gezaaid zijn in het reisverslag.

Toch is Woestijnnomaden een interessant boek, want Baaijens heeft zich gedegen ingelezen en voorziet in veel achtergrondinformatie over de regio. Ze gaat bijvoorbeeld in op de problematische voedselvoorziening, en de pavlov-reactie daarop van de hulpverleners. Die verschaffen altijd maar weer graan, terwijl veevoer om de kuddes te behouden effectiever zou zijn.

Francis Deng, voormalig minister van Buitenlandse zaken en mensenrechtendeskundige meent dat Soedan wat dat betreft een valkuil is waar buitenstaanders met open ogen intuimelen. De al twee deccenia durende hulpverslaving van de woestijnbewoners tast hun zelfredzaamheid aan en verstoort het ingewikkelde economische netwerk dat, als overlevingsstrategie, zijn nut al eeuwen lang heeft bewezen.

Merkwaardig genoeg is Soedan ondanks de droogte een van de grootste vleesproducenten van Afrika. Baaijens besluit haar boek met het verslag van een etappe die ze aflegt met een karavaan slachtkamelen. De kudde vertrekt vanuit el-Fasher naar het noorden. Al in de Middeleeuwen stond deze karavaanroute bekend als de Darb el-Arbaïn, de veertig dagen weg. In die tijd bestond de handelswaar overigens vooral uit slaven. Toen de Britse koloniale overheid begin vorige eeuw de slavernij in Soedan verbood, stapten de handelaren over op de verkoop van kamelen. Baaijens beschrijft het moordende tempo waarin de karavaan in drie weken de kleine duizend kilometer aflegt naar Dongola aan de Nijl. Vandaar zal de kudde doorreizen naar het zuiden van Egypte, waar de dieren per vrachtwagen of trein naar de kamelenmarkten in Darow of Cairo worden vervoerd.

Onderweg krijgt de karavaan te maken met corrupte politie die smeergeld eist, contant of in de vorm van een paar vette kamelen. En ze zijn chantabel, want de eigenaar heeft slechts over de halve kudde uitvoerrechten betaald. Daardoor loopt de overheid veel geld mis. Misschien is dat ook maar beter. Khartoum besteed kapitalen aan de burgeroorlog tegen christelijk/animistische stammen als de Nuba in het zuiden en vergeet de scholing en infrastructuur voor de woestijnnomaden.

© Matthijs Blonk/Indigo/2003

Terug naar Journalistiek Top