JOURNALISTIEK # Artikel
Verschenen in Indigo Nummer 2, 2002

WWW
internet en activisme
Door Matthijs Blonk


Ongeveer tien jaar geleden begon de toegang tot internet binnen ieders bereik te komen. Het gevolg was een stormachtige ontwikkeling van het World Wide Web. Het internet ontketende een revolutie op het gebied van communicatie. Met een paar muisklikken maak je contact met de wereld. De populariteit van het Web groeide enorm, eind 2001 had iets meer dan 75% van de Nederlandse huishoudens toegang tot het internet. E-mail is alom ingeburgerd en heeft zich in korte tijd ontwikkeld tot een medium voor direct-post, waarmee de fax bijna een museumstuk is geworden. Als vrijetijdsbesteding concurreert surfen op het internet zelfs met televisiekijken. Het principe is dan ook eenvoudig. Via je computer heb je razendsnel en goedkoop toegang tot wereldwijde informatie, die staat opgeslagen op naar schatting 36 miljoen sites. Anderzijds kan iedereen, groot of klein, bedrijf, stichting of particulier, zichzelf zichtbaar maken via een pagina op het Web.

Dat is mooi. Maar de vraag rijst natuurlijk wat dat voor informatie is die over je beeldscherm rolt? Is het betrouwbaar, wie zit er achter en waarom? Vragen die zowel voor de surfende consument als andere betrokkenen van belang kunnen zijn. Niet iedereen is namelijk gebaat bij openheid, vrije nieuwsgaring en snelle communicatie. Eind november, tijdens een lezing op de Universiteit van Twente, poneerde de Amerikaan Viton Cerf de vraag of het internet in de komende jaren niet aan zijn eigen succes ten onder zal gaan. Cerf is een van de grondleggers van het internet. Hij ontwikkelde het FTP (File Transport Protocol), een protocol voor bestandsoverdracht, dat het computers mogelijk maakt data te versturen en te ontvangen. Zelf heeft Cerf alle vertrouwen in de ‘overlevingskracht van het Web’. Maar is zijn enthousiasme wel gegrond? Het komende decennium is mogelijk bepalend voor de wijze waarop het Web overleeft. Populariteit leidt tot vertraging. De infrastructuur kent grenzen en als op piekuren veel mensen on-line zijn wordt het net trager en kunnen sommige sites slecht bereikbaar worden, of zelfs geheel uitvallen.

Een bedreiging van een heel andere orde vormen de landelijke overheden die graag willen weten wat zich zoal over de elektronische snelweg verplaatst. Overal op de wereld worden sites verboden. In onze contreien betreft dat voornamelijk blokkades van sites die zich richten op kinderporno of muziekpiraterij. Achter de schermen wordt echter naarstig gewerkt aan krachtige onzichtbare controlemiddelen, om meer grip op de informatiestromen en hun herkomst te krijgen. Onder de naam Echelon onderscheppen Amerikaanse en Britse veiligheidsdiensten het wereldwijde e-mailverkeer. Ze zijn op zoek naar steekwoorden die kunnen duiden op berichten met een staatsbedreigende inhoud. De Franse mensenrechtenorganisatie Reporters Sans Frontières (www.rsf.fr) bericht op haar site over de situatie in China. De Chinese overheid houdt het e-mailverkeer nauwlettend in de gaten en treed als gevolg daarvan repressief tegen burgers op. Ook landen als Iran en Saoedi-Arabië tonen zich geen voorstanders van een vrij internetverkeer. Net als televisiekijken via de schotel, wordt het internet daar beschouwd als een bedreiging voor de goede zeden van het land. In Iran legt men daarom beperkende maatregelen op aan internetcafé’s. De Saoedi’s zijn rigoureuzer en sluiten duizenden internetsites die het bewind niet bevallen.

Het bijzondere van het internet is dat er direct wordt gereageerd op dit soort initiatieven. Als sites van het net worden geweerd, kunnen spiegelsites de ‘verboden’ informatie overnemen en zo op het web beschikbaar houden. Ook heeft iemand het programma ‘FuckEchelon’ ontwikkeld. Dit programma voegt aan elke e-mail een reeks Echelongevoelige steekwoorden toe, met de bedoeling dat de zoekrobot van Echelon overbelast raakt. Sinds de aanslagen in New York op 11 september is het overigens een stuk lastiger geworden dit ‘vrije’ programma op het Web te vinden. Een ander initiatief kwam van Phil Zimmermann. Hij ontwikkelde PGP (Pretty Good Privacy), een krachtig encryptieprogramma om tekst te versleutelen tot gecodeerde berichten. Pogingen van de Amerikaanse justitie om dit programma te verbieden, hebben na drie jaar justitieel touwtrekken schipbreuk geleden. In juni 2001 kon PGP zijn 10-jarig bestaan vieren en het is nog altijd ongekraakt! PGP is als ‘freeware’ te downloaden (www.pgpi.org). Diverse mensenrechtenorganisaties konden dankzij PGP veilig informatie aan hun doelgroep sturen. Enkele van hun opgetogen reacties zijn te vinden op de site van Zimmermann. (www.philzimmermann.com/letters.shtml).

Voor internetactivisten is het Web een prachtig medium. Internet maakt het iedereen mogelijk om zelf wereldwijd actuele informatie aan te bieden. In zijn eenvoudigste vorm is dat tekst. Maar ook geluid en video laten zich steeds beter via het Web verspreiden. Een indrukwekkende actie was de videopostkaart die begin 2001 rondging over het Web. Daarop was in een kort videofragment te zien hoe een Palestijnse jongen door Israëlische militairen werd geëxecuteerd, een beeld dat meer indruk maakte dan een tekstbericht. Een andere variant van webactivisme is de bestaande site van een opponent te plagiëren, of zelfs te kraken. Een voorbeeld daarvan is de site www.gatt.org die de suggestie wekt de officiële website van de World Trade Organisation te zijn, maar juist alternatieve informatie biedt.

Een belangrijke vraag voor het NCIV en de Indigo-lezers is natuurlijk wat het internet voor Inheemse Volken kan betekenen. Zijn er interessante sites die zich specifiek op inheemse volken richten? Kunnen inheemse volken hun identiteit en ideeën via het internet uitdragen? Deze en aanverwante onderwerpen komen mogelijk later aan bod.


www.rsf.fr
www.pgpi.org
www.philzimmermann.com/letters.shtml
www.gatt.org

© Matthijs Blonk / Indigo / 2002

Terug naar Journalistiek Top